In deze les leer je hoe je met 'nicht' en 'kein' hele zinnen kunt ontkennen, zoals in 'Ich sehe keinen Mann' en 'Ich bin nicht müde', en ontdek je het verschil tussen deze twee negaties.
  1. Kein wordt gebruikt om zelfstandige naamwoorden te ontkennen met een onbepaald lidwoord of helemaal geen lidwoord.
  2. „Nicht“ ontkent bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, bepaalde lidwoorden of hele zinnen.
 Kasus (Naamval)Nominativ (Nominatief)Akkusativ (Akkusativ)Dativ (Dativ)
mit "nicht" (met niet)Maskulin (Manlijk)kein Mann (geen man)
Das ist kein Mann. (Dat is geen man.)
keinen Mann (keinen man)
Ich sehe keinen Mann. (Ik zie geen man.)
keinem Mann (geen man)
Ich helfe keinem Mann. (Ik help geen man.)
Feminin (Vrouwelijk)keine Frau (geen vrouw)
Das ist keine Frau. (Dat is geen vrouw.)
keine Frau (geen vrouw)
Ich sehe keine Frau. (Ik zie geen vrouw.)
keiner Frau (keiner vrouw)
Ich helfe keiner Frau. (Ik help geen vrouw.)
Neutrum (neutrum)kein Kind (geen kind)
Das ist kein Kind. (Dat is geen kind.)
kein Kind (geen kind)
Ich sehe kein Kind. (Ik zie geen kind.)
keinem Kind (geen kind)
Ich helfe keinem Kind. (Ik help geen kind.)
Plural (Meervoud)keine Freunde (geen vrienden)
Das sind keine Freunde. (Dat zijn geen vrienden.)
keine Freunde (geen vrienden)
Ich sehe keine Freunde. (Ik zie geen vrienden.)
keinen Freunden (keinen vrienden)
Ich helfe keinen Freunden. (Ik help geen vrienden.)
mit "kein" (met "geen") Ich bin nicht müde. (Ik ben niet moe.)Ich sehe das Meer nicht. (Ik zie de zee niet.)Ich antworte dem Kind nicht (Ik antwoord het kind niet.)

Uitzonderingen!

  1. "Es gibt" wordt ontkend met "kein". Voorbeeld: "Es gibt keine Fragen"

Oefening 1: Ontkenning met "niet" en "geen" in hele zinnen

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

kein, nicht, keinen

1.
Das ist ... gutes Wetter für ein Bad im Meer.
(Das ist kein gutes Wetter für ein Bad im Meer.)
2.
Er ist verletzt, aber vielleicht ist es ... so schlimm.
(Er ist verletzt, aber vielleicht ist es nicht so schlimm.)
3.
Du siehst ... erschöpft aus.
(Du siehst nicht erschöpft aus.)
4.
Sie möchte baden, aber das Meer ist heute ... warm.
(Sie möchte baden, aber das Meer ist heute nicht warm.)
5.
Ich habe heute ... Hunger.
(Ich habe heute keinen Hunger.)
6.
Wir sind ... verschwitzt, wir waren nur spazieren.
(Wir sind nicht verschwitzt, wir waren nur spazieren.)
7.
Er ist sehr müde, aber er will sich ... ausruhen.
(Er ist sehr müde, aber er will sich nicht ausruhen.)
8.
Ich habe ... Appetit auf Fleisch.
(Ich habe keinen Appetit auf Fleisch.)

Oefening 2: Dialoog voltooiing

Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing

1. Ich habe heute ___ Zeit für das Meeting.

( Ik heb vandaag ___ tijd voor de vergadering.)

2. Ich bin heute ___ müde.

( Ik ben vandaag ___ moe.)

3. Ich habe ___ Kaffee zum Frühstück getrunken.

( Ik heb ___ koffie bij het ontbijt gedronken.)

4. Das ist ___ mein Computer.

( Dat is ___ mijn computer.)

5. Es gibt heute ___ Patienten im Wartezimmer.

( Er zijn vandaag ___ patiënten in de wachtkamer.)

6. Ich sehe den Arzt heute ___.

( Ik zie de dokter vandaag ___.)

Negatie met "nicht" en "kein" in complete zinnen

In deze les leer je hoe je negaties vormt in het Duits met behulp van "nicht" en "kein". Hoewel beide woorden negatief zijn, worden ze in verschillende situaties gebruikt.

Gebruik van "kein"

"Kein" wordt gebruikt om zelfstandige naamwoorden te ontkennen wanneer er een onbepaald lidwoord (zoals "ein"/"eine") aanwezig is of wanneer er helemaal geen lidwoord staat. Het vervangt als het ware het lidwoord in de zin. Bijvoorbeeld:

  • Das ist kein Mann. (Dat is geen man.)
  • Ich sehe keine Frau. (Ik zie geen vrouw.)
  • Ich helfe keinem Kind. (Ik help geen kind.)
  • Es gibt keine Fragen. (Er zijn geen vragen.)

De vorm van "kein" verandert afhankelijk van het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig) en de naamval (nominatief, accusatief, datief), net zoals een bepaald lidwoord. Bijvoorbeeld: "kein Mann" (Nominatief), "keinen Mann" (Accusatief), "keinem Mann" (Datief).

Gebruik van "nicht"

"Nicht" ontkent adjectieven, werkwoorden, bepaalde lidwoorden en hele zinnen. Het wordt gebruikt om specifieke onderdelen of het gehele deel van de zin te ontkennen. Voorbeelden zijn:

  • Ich bin nicht müde. (Ik ben niet moe.)
  • Ich sehe das Meer nicht. (Ik zie de zee niet.)
  • Das ist nicht mein Computer. (Dat is niet mijn computer.)
  • Ich antworte dem Kind nicht. (Ik antwoord het kind niet.)

Waar moet je op letten?

Een belangrijk verschil is dat "kein" met naamwoorden werkt zonder specifiek bepaald lidwoord, terwijl "nicht" die specifieke elementen of het werkwoord ontkent. Bijvoorbeeld, "Es gibt keine Patienten" is correct omdat "es gibt" met "kein" wordt ontkend.

Verschillen tussen Nederlands en Duits in negatie

In het Nederlands gebruik je meestal "niet" om negaties te vormen, zowel bij zelfstandige naamwoorden als bij werkwoorden en adjectieven. In het Duits is het onderscheid duidelijker: "kein" vervangt het lidwoord bij zelfstandige naamwoorden, terwijl "nicht" het werkwoord, het adjectief of een bepaald lidwoord ontkent.

Voorbeelden van nuttige uitdrukkingen en hun verschillen:

  • Duits: Ich habe keine Zeit. — Nederlands: Ik heb geen tijd.
  • Duits: Ich bin nicht müde. — Nederlands: Ik ben niet moe.
  • Duits: Ich sehe den Arzt nicht. — Nederlands: Ik zie de dokter niet.

Let op dat het Duitse "kein" niet letterlijk met het Nederlandse "geen" mag worden verward in termen van gebruik bij lidwoorden en naamvallen, aangezien het in het Duits meer grammatische vormen kent afhankelijk van het geslacht en de naamval.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 17/07/2025 16:55