Leer het verschil tussen de Duitse negaties "nicht" en "kein" bij volledige zinnen. Begrijp wanneer je "kein" gebruikt om zelfstandige naamwoorden te ontkennen en wanneer "nicht" bij werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en hele zinnen. Inclusief voorbeelden met naamvallen en vergelijking met het Nederlands voor een beter begrip.
- Kein wordt gebruikt om zelfstandige naamwoorden te ontkennen met een onbepaald lidwoord of helemaal geen lidwoord.
- „Nicht“ ontkent bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, bepaalde lidwoorden of hele zinnen.
Kasus (Naamval) | Nominativ (Nominatief) | Akkusativ (Akkusativ) | Dativ (Dativ) | |
---|---|---|---|---|
mit "nicht" (met niet) | Maskulin (Manlijk) | kein Mann Das ist kein Mann. | keinen Mann Ich sehe keinen Mann. | keinem Mann Ich helfe keinem Mann. |
Feminin (Vrouwelijk) | keine Frau Das ist keine Frau. | keine Frau Ich sehe keine Frau. | keiner Frau Ich helfe keiner Frau. | |
Neutrum (neutrum) | kein Kind Das ist kein Kind. | kein Kind Ich sehe kein Kind. | keinem Kind Ich helfe keinem Kind. | |
Plural (Meervoud) | keine Freunde Das sind keine Freunde. | keine Freunde Ich sehe keine Freunde. | keinen Freunden Ich helfe keinen Freunden. | |
mit "kein" (met "geen") | Ich bin nicht müde. | Ich sehe das Meer nicht. | Ich antworte dem Kind nicht. |
Uitzonderingen!
- "Es gibt" wordt ontkend met "kein". Voorbeeld: "Es gibt keine Fragen"
Oefening 1: Negation mit "nicht" und "kein" in ganzen Sätzen
Instructie: Vul het juiste woord in.
nicht, keinen, kein, keine
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ich habe heute ___ Zeit für das Meeting.
(Ik heb vandaag ___ tijd voor de vergadering.)2. Ich bin heute ___ müde.
(Ik ben vandaag ___ moe.)3. Ich habe ___ Kaffee zum Frühstück getrunken.
(Ik heb ___ koffie bij het ontbijt gedronken.)4. Das ist ___ mein Computer.
(Dat is ___ mijn computer.)5. Es gibt heute ___ Patienten im Wartezimmer.
(Er zijn vandaag ___ patiënten in de wachtkamer.)6. Ich sehe den Arzt heute ___.
(Ik zie de dokter vandaag ___.)