10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie
Das Video vergleicht wie man Weihnachten in verschiedenen Ländern feiert. In Deutschland feiert man Weihnachten mit Tannenbaum, Geschenken und Essen. Manche Familien gehen traditionell in die Kirche aber viele machen das nicht mehr.
De video vergelijkt hoe men Kerstmis viert in verschillende landen. In Duitsland viert men Kerstmis met een dennenboom, cadeaus en eten. Sommige families gaan traditioneel naar de kerk, maar veel doen dat niet meer.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
Weihnachten Kerstmis
einen Tannenbaum een dennenboom
die Geschenke de cadeaus
die christliche Tradition de christelijke traditie
eine Kirche een kerk
Silvester Oud en Nieuw

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Tom und Lena sprechen über Weihnachten und Silvester und bemerken, dass es große Unterschiede gibt.

Tom en Lena praten over kerst en oud en nieuw en merken dat er grote verschillen zijn.
1. Tom: Wie feierst du Weihnachten? (Hoe vier jij Kerstmis?)
2. Lena: Manchmal mit meiner Schwester und ihrem Mann, aber oft bin ich auch im Urlaub. (Soms met mijn zus en haar man, maar vaak ben ik ook op vakantie.)
3. Tom: Und Silvester? (En Oud en Nieuw?)
4. Lena: Silvester ist mir nicht so wichtig. Meistens schlafe ich schon um elf Uhr und wache kurz zum Neujahr auf. (Oud en Nieuw is voor mij niet zo belangrijk. Meestal slaap ik al om elf uur en word ik kort wakker bij het nieuwe jaar.)
5. Tom: Oh. Bei uns ist das anders. (Oh. Bij ons is dat anders.)
6. Lena: Wie denn? (Hoe dan?)
7. Tom: Wir feiern Weihnachten drei Tage lang mit der ganzen Familie. (Wij vieren Kerstmis drie dagen lang met de hele familie.)
8. Lena: Geht ihr in die Kirche? (Gaan jullie naar de kerk?)
9. Tom: Nein, wir schmücken zusammen den Tannenbaum und essen danach gemeinsam. (Nee, we versieren samen de kerstboom en eten daarna samen.)
10. Lena: Das klingt sehr schön! (Dat klinkt heel mooi!)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Wie feiert Lena meistens Weihnachten?

(Hoe viert Lena meestal kerstmis?)

2. Was macht Tom an Weihnachten?

(Wat doet Tom met kerstmis?)

3. Was sagt Lena über Silvester?

(Wat zegt Lena over oudejaarsavond?)

4. Wie feiert Tom Silvester?

(Hoe viert Tom oudejaarsavond?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Wie verbringst du normalerweise den 1. Januar, und ist dieser Tag für dich wichtig?
    2. Hoe vier jij normaal gesproken de 1e januari, en is deze dag belangrijk voor jou?
  2. Schmückst du den Tannenbaum selbst, oder machst du das mit deiner Familie oder Freunden?
    3. Versier jij de kerstboom zelf, of doe je dat met je familie of vrienden?
  3. Gibt es in deiner Familie besondere Traditionen an Weihnachten oder Silvester?
    4. Zijn er in jouw familie bijzondere tradities met kerst of oud en nieuw?
  4. Welche Feiertage kennst du in Deutschland, und wie feierst du sie?
    5. Welke feestdagen ken je in Duitsland, en hoe vier je die?