A1.41: Hobby's beschrijven

Hobbys beschreiben

Leer hoe je hobby's beschrijft in het Duits met belangrijke tijdsbepalingen en praktische dialogen. Oefen woordenschat voor creatieve hobby's en sociale activiteiten, en begrijp essentiële werkwoordvervoegingen op A1-niveau.

Woordenschat (20)

 Das Foto: de foto (Duits)

Das Foto

Show

De foto Show

 Das Hobby: De hobby (Duits)

Das Hobby

Show

De hobby Show

 Das Buch: Het boek (Duits)

Das Buch

Show

Het boek Show

 Die Freizeit: De vrije tijd (Duits)

Die Freizeit

Show

De vrije tijd Show

 Der Freund: de vriend (Duits)

Der Freund

Show

De vriend Show

 Spaß machen : leuk vinden (Duits)

Spaß machen

Show

Leuk vinden Show

 Zeit mit der Familie verbringen: tijd met de familie doorbrengen (Duits)

Zeit mit der Familie verbringen

Show

Tijd met de familie doorbrengen Show

 Lesen (lezen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesen

Show

Lezen Show

 Reisen (reizen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Reisen

Show

Reizen Show

 Spazieren gehen: wandelen (Duits)

Spazieren gehen

Show

Wandelen Show

 Sich treffen (zich ontmoeten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Sich treffen

Show

Zich ontmoeten Show

 Musik hören: muziek luisteren (Duits)

Musik hören

Show

Muziek luisteren Show

 Malen (schilderen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Malen

Show

Schilderen Show

 Das Instrument: Het instrument (Duits)

Das Instrument

Show

Het instrument Show

 Zeichnen (tekenen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zeichnen

Show

Tekenen Show

 Die Zeichnung: de tekening (Duits)

Die Zeichnung

Show

De tekening Show

 Das Gemälde: Het schilderij (Duits)

Das Gemälde

Show

Het schilderij Show

 Die Fotografie: De fotografie (Duits)

Die Fotografie

Show

De fotografie Show

 Die Kamera: De camera (Duits)

Die Kamera

Show

De camera Show

 Der Film: De film (Duits)

Der Film

Show

De film Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
spazieren? | heute | du | Wann | gehst
Wann gehst du heute spazieren?
(Wanneer ga je vandaag wandelen?)
2.
und entspanne | mich. | jetzt Musik | Ich höre
Ich höre jetzt Musik und entspanne mich.
(Ik luister nu naar muziek en ontspan.)
3.
ich meinen | Fotografieren. | Freund zum | Morgen treffe
Morgen treffe ich meinen Freund zum Fotografieren.
(Morgen spreek ik af met mijn vriend om te fotograferen.)
4.
das Gemälde | malst du | schon? | Wie lange
Wie lange malst du das Gemälde schon?
(Hoelang ben je al bezig met het schilderen van het schilderij?)
5.
in meiner | neues Buch | Freizeit. | bald ein | Ich lese
Ich lese bald ein neues Buch in meiner Freizeit.
(Ik ga binnenkort een nieuw boek lezen in mijn vrije tijd.)
6.
wir Zeit | haben Spaß. | Familie und | Dann verbringen | mit der
Dann verbringen wir Zeit mit der Familie und haben Spaß.
(Dan brengen we tijd door met de familie en hebben plezier.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ich lese jetzt ein interessantes Buch. (Ik lees nu een interessant boek.)
Wann triffst du deinen Freund? (Wanneer ontmoet je je vriend?)
Ich höre dann gerne Musik. (Ik luister dan graag naar muziek.)
Wie lange spielst du schon ein Instrument? (Hoe lang speel je al een instrument?)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Orden de volgende woorden in twee passende categorieën om je hobby's beter te beschrijven.

Kreative Hobbys

Freizeitaktivitäten mit Freunden

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Sich treffen


Zich ontmoeten

2

Spaß machen


Leuk vinden

3

Die Freizeit


De vrije tijd

4

Spazieren gehen


Wandelen

5

Das Buch


Het boek

Übung 5: Gespreksoefening

Anleitung:

  1. Beschrijf de hobby op elke afbeelding. (Beschrijf de hobby in elke afbeelding.)
  2. Wat is je favoriete activiteit? (Wat is je favoriete activiteit?)
  3. Vraag de anderen naar hun hobby's? (Vraag de anderen naar hun hobby's?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Die Frau singt.

De vrouw zingt.

Sie sind aktiv und treiben Sport.

Ze zijn actief en doen aan sport.

Ich höre sehr gern Musik.

Ik luister heel graag naar muziek.

Was machst du gerne?

Wat doe je graag?

Ich lese gern.

Ik lees graag.

Ich male gern.

Ik hou van schilderen.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ich ______ jetzt ein interessantes Buch.

(Ik ______ nu een interessant boek.)

2. Heute ______ ich meinen Freund im Park.

(Vandaag ______ ik mijn vriend in het park.)

3. Wir ______ morgen eine kleine Reise.

(Wij ______ morgen een kleine reis.)

4. Letzte Woche ______ ich ein Foto ______.

(Vorige week ______ ik een foto ______.)

Oefening 8: Hobby's in het dagelijks leven

Instructie:

Heute (Sich treffen - Präsens) ich mich mit meinem Freund im Park. Wir (Tanzen - Präsens) zusammen, weil das viel Spaß macht. Danach (Machen - Perfekt) wir Musik gehört und ich (Lesen - Perfekt) ein neues Buch (Werden - Präsens) . Bald (Werden - Präsens) wir in unserer Wohnung (Leben - Infinitiv) und dort mehr Freizeit mit der Familie verbringen.


Vandaag ontmoet ik mijn vriend in het park. We dansen samen, omdat dat veel plezier geeft. Daarna hebben we muziek geluisterd en ik heb een nieuw boek gelezen . Binnenkort zullen we in ons appartement wonen en daar meer vrije tijd met de familie doorbrengen.

Werkwoordschema's

Sich treffen - Zich ontmoeten

Präsens

  • ich treffe
  • du triffst
  • er/sie/es trifft
  • wir treffen
  • ihr trefft
  • sie/Sie treffen

Tanzen - Dansen

Präsens

  • ich tanze
  • du tanzt
  • er/sie/es tanzt
  • wir tanzen
  • ihr tanzt
  • sie/Sie tanzen

Machen - Doen

Perfekt

  • ich habe gemacht
  • du hast gemacht
  • er/sie/es hat gemacht
  • wir haben gemacht
  • ihr habt gemacht
  • sie/Sie haben gemacht

Lesen - Lezen

Perfekt

  • ich habe gelesen
  • du hast gelesen
  • er/sie/es hat gelesen
  • wir haben gelesen
  • ihr habt gelesen
  • sie/Sie haben gelesen

Werden - Worden

Präsens

  • ich werde
  • du wirst
  • er/sie/es wird
  • wir werden
  • ihr werdet
  • sie/Sie werden

Oefening 9: Wichtige Zeitadverbien für den Alltag

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Belangrijke tijdsbepalingen voor het dagelijks leven

Toon vertaling Toon antwoorden

Wann, Morgen, Heute, heute, jetzt, Wie lange

1.
... zeichnest du pro Tag?
(Hoe lang teken je per dag?)
2.
... spielst du schon Klavier?
(Hoe lang speel je al piano?)
3.
Ich muss ... wirklich schlafen gehen, weil ich sehr müde bin.
(Ik moet nu echt gaan slapen, omdat ik erg moe ben.)
4.
... gehen wir zusammen in die Bibliothek. Heute ist sie geschlossen.
(Morgen gaan we samen naar de bibliotheek. Vandaag is die gesloten.)
5.
Ich muss ... zur Bibliothek gehen, um ein Buch zu holen. Sonst ist es zu spät.
(Ik moet nu naar de bibliotheek gaan om een boek te halen. Anders is het te laat.)
6.
... ist der perfekte Tag, um einen Film zu schauen. Es soll den ganzen Tag regnen.
(Vandaag is de perfecte dag om een film te kijken. Het zal de hele dag regenen.)
7.
... bist du mit deinem Freund verabredet?
(Wanneer heb je met je vriend afgesproken?)
8.
Wir sollten ... Zeit mit der Familie verbringen. Morgen reist sie nämlich ab.
(We zouden vandaag tijd met de familie moeten doorbrengen. Morgen vertrekt ze namelijk.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.41.1 Grammatik

Wichtige Zeitadverbien für den Alltag

Belangrijke tijdsbepalingen voor het dagelijks leven


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Machen maken

perfekt

Duits Nederlands
(ich) habe gemacht ik heb gemaakt
(du) hast gemacht jij hebt gemaakt
(er/sie/es) hat gemacht hij/zij/het heeft gemaakt
(wir) haben gemacht wij hebben gemaakt
(ihr) habt gemacht jullie hebben gemaakt
(sie) haben gemacht zij hebben gemaakt

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Leben leven

perfekt

Duits Nederlands
ich habe gelebt ik heb geleefd
du hast gelebt jij hebt geleefd
er/sie/es hat gelebt hij/zij/het heeft geleefd
wir haben gelebt wij hebben geleefd
ihr habt gelebt jullie hebben geleefd
sie haben gelebt zij hebben geleefd

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Tanzen dansen

prasens

Duits Nederlands
ich tanze ik dans
du tanzt jij danst
(er/sie/es) er tanzt / sie tanzt / es tanzt hij danst / zij danst / het danst
wir tanzen wij dansen
ihr tanzt jullie dansen
sie tanzen zij dansen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Lesen lezen

prasens

Duits Nederlands
(ich) lese ik lees
(du) liest jij leest
(er/sie/es) liest hij/zij/het leest
(wir) lesen wij lezen
(ihr) lest jullie lezen
(sie) lesen zij lezen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Sich treffen zich ontmoeten

prasens

Duits Nederlands
(ich) treffe mich ik ontmoet me
(du) triffst dich jij ontmoet je
(er/sie/es) trifft sich hij/zij/het ontmoet zich
(wir) treffen uns wij ontmoeten elkaar
(ihr) trefft euch jullie ontmoeten elkaar
(sie) treffen sich zij ontmoeten zich

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Beschrijving van hobby's – Een praktische inleiding

In deze les leer je hoe je je hobby's beschrijft in het Duits, met een focus op belangrijke tijdsbepalingen die je in het dagelijks leven gebruikt. De les is bedoeld voor A1-niveau en helpt je om korte gesprekken te voeren over wat je graag doet in je vrije tijd, zoals lezen, muziek luisteren of wandelen met vrienden. Bijvoorbeeld: "Ich lese jetzt ein interessantes Buch." of "Wann gehst du heute spazieren?"

Belangrijke tijdservaringen en uitdrukkingen

Je krijgt inzicht in tijdswoorden zoals jetzt (nu), morgen (morgen), bald (binnenkort) en hoe je deze in zinnen gebruikt. Dit helpt om preciezer te spreken over wanneer je je hobby's doet.

Structuur en woordenschat van hobby's

De leerstof onderscheidt creatieve hobby's zoals malen (schilderen), Musik hören (naar muziek luisteren) en lesen (lezen) van groepsactiviteiten, zoals sich treffen (afspreken) en spazieren gehen (wandelen). Hierdoor kun je je hobby's specifieker omschrijven en begrijp je beter gesprekscontexten.

Praktische dialogen en oefeningen

Je oefent met alledaagse gesprekken over hobby's, bijvoorbeeld op het werk, in het café of in het park. Er is speciale aandacht voor werkwoordvervoegingen in de tegenwoordige tijd en perfectum, waardoor je zinnen als "Ich spiele seit einem Jahr Gitarre." correct kunt maken.

Tips over verschillen tussen Duits en Nederlands

In het Duits worden tijdsbepalingen vaak direct voor of na het werkwoord geplaatst, bijvoorbeeld: Ich lese jetzt. In het Nederlands zeggen we eerder Ik lees nu. Het Duitse woord "sich treffen" betekent "afspreken" en gebruikt het wederkerend voornaamwoord "sich", wat geen directe Nederlandse tegenhanger heeft maar essentieel is voor correct gebruik. Ook is het gebruik van het perfectum (zoals "ich habe gelesen") belangrijk, terwijl het Nederlands vaak de onvoltooid tegenwoordige tijd gebruikt. Leer daarom zinnen als Ich habe Musik gehört goed, want ze komen veel voor in alledaagse gesprekken over hobby's.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏