Deze les behandelt de meest voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Duits, zoals sein (zijn), haben (hebben), wissen (weten) en werden (worden), met praktische voorbeeldzinnen om ze direct toe te passen.
Sein (Zijn) | Haben (Hebben) | Wissen (Weten) | Werden (Worden) |
Ich bin (Ik ben) | Ich habe (Ik heb) | Ich weiß (Ik weet) | Ich werde (Ik zal) |
Du bist (Jij bent) | Du hast (Jij hebt) | Du weißt (Je weet) | Du wirst (Jij wordt) |
Er / Sie / Es ist (Hij / Zij / Het is) | Er / Sie / Es hat (Hij / Zij / Het heeft) | Er / Sie / Es weiß (Hij / Zij / Het weet) | Er / Sie / Es wird (Hij / Zij / Het wordt) |
Wir sind (Wij zijn) | Wir haben (Wij hebben) | Wir wissen (Wij weten) | Wir werden (Wij worden) |
Ihr seid (Jullie zijn) | Ihr habt (Jullie hebben) | Ihr wisst (Jullie weten) | Ihr werdet (Jullie worden) |
Sie sind (Zij zijn) | Sie haben (Zij hebben) | Sie wissen (U weet) | Sie werden (Zij worden) |
Oefening 1: Die häufigsten unregelmäßigen Verben
Instructie: Vul het juiste woord in.
hat, wirst, weiß, ist, habt, habe, werdet
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ich ___ Kopfweh und ich bin müde.
(Ik ___ hoofdpijn en ik ben moe.)2. Du ___ gesund, aber du hast Halsschmerzen.
(Jij ___ gezond, maar je hebt keelpijn.)3. Er ___, wie man das Rezept macht.
(Hij ___ hoe je het recept maakt.)4. Wir ___ heute nach der Arbeit sehr müde.
(Wij ___ vandaag na het werk erg moe.)5. Ihr ___ gute Augen, das sehe ich.
(Jullie ___ goede ogen, dat zie ik.)6. Sie ___ bald wieder gesund sein.
(Zij ___ binnenkort weer gezond zijn.)