Leer in deze les Duitse bijvoeglijke naamwoorden in de nominatief met bepaalde en onbepaalde lidwoorden, zoals 'der große Mann' en 'eine schöne Frau'. Ontdek nuttige woorden over uiterlijk zoals 'kurze Haare' en 'dünn' om mensen treffend te beschrijven.
Woordenschat (17) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Orden de volgende woorden in de twee categorieën en onthoud de verbanden.
Haartyp und Haarfarbe
Körpergröße und Körperform
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Blond
Blond
2
Aussehen
Eruitzien
3
Die Locken
De krullen
4
Dick
Dik
5
Kurz
Kort
Übung 5: Gespreksoefening
Anleitung:
- Beschrijf de mensen en dieren in de afbeeldingen. (Beschrijf de mensen en dieren op de foto's.)
- Beschrijf de persoon die naast je zit. (Beschrijf de persoon die naast je zit.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Die erste Frau hat kurzes blondes Haar. De eerste vrouw heeft kort blond haar. |
Er hat kurze schwarze Haare. Er rasiert sich. Hij heeft kort zwart haar. Hij scheert zich. |
Der Hund ist sehr groß und dünn. De hond is erg lang en dun. |
Claire ist groß und hat lange blonde Haare. Claire is lang en heeft lang blond haar. |
Er hat kurze dunkle Haare. Hij heeft kort donker haar. |
Er ist sehr groß. Hij is erg lang. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ich _____ einen großen Mann mit blonden Haaren.
(Ik _____ een grote man met blond haar.)2. Der Mann _____ die Frau als nett und schön.
(De man _____ de vrouw als aardig en mooi.)3. Die Frau _____ kurze, braune Haare, aber keinen Bart.
(De vrouw _____ kort, bruin haar, maar geen baard.)4. Wir _____ hier viele nette und große Menschen.
(Wij _____ hier veel aardige en grote mensen.)Oefening 8: Een bezoek in het park
Instructie:
Werkwoordschema's
Treffen - Ontmoeten
Präsens
- ich treffe
- du triffst
- er/sie/es trifft
- wir treffen
- ihr trefft
- sie/Sie treffen
Sein - Zijn
Präsens
- ich bin
- du bist
- er/sie/es ist
- wir sind
- ihr seid
- sie/Sie sind
Beschreiben - Beschrijven
Präsens
- ich beschreibe
- du beschreibst
- er/sie/es beschreibt
- wir beschreiben
- ihr beschreibt
- sie/Sie beschreiben
Sehen - Zien
Präsens
- ich sehe
- du siehst
- er/sie/es sieht
- wir sehen
- ihr seht
- sie/Sie sehen
Machen - Maken
Präsens
- ich mache
- du machst
- er/sie/es macht
- wir machen
- ihr macht
- sie/Sie machen
Finden - Vinden
Präsens
- ich finde
- du findest
- er/sie/es findet
- wir finden
- ihr findet
- sie/Sie finden
Oefening 9: Adjektive im Nominativ mit bestimmten & unbestimmten Artikeln
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Adjectieven in de nominatief met bepaalde en onbepaalde lidwoorden
Toon vertaling Toon antwoordenkleiner, hässliche, kurzen, blonden, kleine, dünne, große, lange
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.23.1 Grammatik
Adjektive im Nominativ mit bestimmten & unbestimmten Artikeln
Adjectieven in de nominatief met bepaalde en onbepaalde lidwoorden
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Aussehen eruitzien Delen Gekopieerd!
Präsens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) sehe aus | ik zie eruit |
(du) siehst aus | jij ziet eruit |
(er/sie/es) sieht aus | hij/zij/het ziet eruit |
(wir) sehen aus | wij zien eruit |
(ihr) seht aus | jullie zien eruit |
(sie) sehen aus | zij zien eruit |
Beschreiben beschrijven Delen Gekopieerd!
Präsens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) beschreibe | ik beschrijf |
(du) beschreibst | jij beschrijft |
(er/sie/es) beschreibt | hij/zij/het schrijft |
(wir) beschreiben | wij beschrijven |
(ihr) beschreibt | jullie beschrijven |
(sie) beschreiben | zij beschrijven |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Fysiek Uiterlijk: Bijvoeglijke Naamwoorden in de Nominatief met Bepaalde en Onbepaalde Lidwoorden
Deze les behandelt het beschrijven van mensen met behulp van bijvoeglijke naamwoorden in de nominatieve vorm, samen met bepaalde (der, die, das) en onbepaalde lidwoorden (ein, eine). Het is een basisonderwerp op niveau A1 waarin je leert hoe je adjectieven correct verbuigt wanneer je fysieke kenmerken van mensen beschrijft.
Wat leer je in deze les?
- Het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden om uiterlijke kenmerken te beschrijven, bijvoorbeeld:
Der gro fe Mann hat braune Haare und einen kurzen Bart. (De grote man heeft bruin haar en een korte baard.) - Het verschil tussen bepaalde en onbepaalde lidwoorden en hoe deze invloed hebben op adjectiefverbuiging:
Eine sch ne Frau mit blonden Locken steht am Fenster. (Een mooie vrouw met blond krullend haar staat bij het raam.) - Woorden en uitdrukkingen die vaak worden gebruikt bij het beschrijven van haar en lichaamsvorm:
Haartyp en haarfarbe: der Bart, blond, braunhaarig, die Locken, rothaarig, kurz
Lichaamsgrootte en -vorm: gro , klein, dick
Voorbeelden van beschrijvingen
Enkele voorbeeldzinnen uit de les zijn:
Der gro e0 ße Mann hat braune Haare und einen kurzen Bart.
Eine sch ne Frau mit blonden Locken steht am Fenster.
Mein Nachbar ist ein netter, d nner Mann mit langen Haaren.
Praktische oefeningen met dialogen
Je oefent het beschrijven van mensen in alledaagse situaties, zoals in het park, op het werk of in een caf . De dialogen helpen je om vertrouwd te raken met het gebruik van adjectieven en lidwoorden in context.
Belangrijke Werkwoorden
De les bevat conjugatie-oefeningen met veel gebruikte werkwoorden zoals sehen (zien), beschreiben (beschrijven), haben (hebben), en sein (zijn), die essentieel zijn voor het formuleren van zinnen over uiterlijk.
Opmerkingen over verschillen Nederlands en Duits
In het Duits veranderen bijvoeglijke naamwoorden hun uitgang afhankelijk van het lidwoord en de naamval, wat in het Nederlands niet voorkomt. Bijvoorbeeld, "der gro eàße Mann" vs. "ein gro eàßer Mann". Het leren herkennen van deze patronen is belangrijk om correcte zinnen te maken. In het Nederlands worden adjectieven meestal niet verbogen volgens lidwoorden.
Nuttige Duitse woorden en hun Nederlandse equivalenten
- der Bart - de baard
- die Locken - de krullen
- gro e0 ß - groot
- klein - klein
- dick - dik
- blond - blond
- rothaarig - rossig
Deze woorden vormen de basis om te praten over iemands uiterlijk in het Duits.