Leer wichtige deutsche Konnektoren wie 'weil' (om reden te geven), 'dann' (voor vervolg of gevolg), 'auch' (om overeenstemming aan te geven) en 'auch nicht' (voor versterkte ontkenning) voor duidelijkere en logische zinnen.
Konnektor (Konnektor)Funktion (functie)Beispiel (Voorbeeld)
weil (omdat)Drückt einen Grund aus (Drukt een reden uit)Wir möchten das Haus mieten, weil es auf dem Land liegt. (We willen het huis huren, omdat het op het platteland ligt.)
dann (dan)Beschreibt eine Folge oder einen nächsten Schritt (Beschrijft een gevolg of een volgende stap)Wir schauen uns das WG-Zimmer an, dann unterschreiben wir den Mietvertrag. (We bekijken de studentenwoning, dann tekenen we het huurcontract.)
auch (ook)Signalisiert Gleichheit oder Ähnlichkeit (Geeft gelijkheid of overeenkomst aan)Ich will ein Einzelzimmer. Ich will auch ein Zimmer mit Balkon. (Ik wil een eenpersoonskamer. Ik wil ook een kamer met balkon.)
auch nicht (ook niet)Verstärkt eine vorherige Verneinung (Versterkt een eerdere ontkenning)Ich möchte das Hotel nicht reservieren. Die Villa möchte ich auch nicht. (Ik wil het hotel niet reserveren. De villa wil ik ook niet.)

Oefening 1: Verbindingswoorden: omdat, dan, ook, ook niet

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

auch nicht, weil, dann, auch nicht, auch

1.
Sie ziehen aufs Land, ... kaufen sie ein neues Haus.
(Sie ziehen aufs Land, dann kaufen sie ein neues Haus.)
2.
Mein Freund sucht ein WG-Zimmer. Ich suche ... eines.
(Mein Freund sucht ein WG-Zimmer. Ich suche auch eines.)
3.
Ich zahle keine Miete, ... ich der Besitzer des Hauses bin.
(Ich zahle keine Miete, weil ich der Besitzer des Hauses bin.)
4.
Wir ziehen aus, ... die Wohnung zu klein ist.
(Wir ziehen aus, weil die Wohnung zu klein ist.)
5.
Wir wollen das Haus anschauen. Die Villa möchten wir ... besichtigen.
(Wir wollen das Haus anschauen. Die Villa möchten wir auch besichtigen.)
6.
Wir wollen das Haus nicht mieten. Das Zweifamilienhaus gefällt uns....
(Wir wollen das Haus nicht mieten. Das Zweifamilienhaus gefällt uns auch nicht.)
7.
Ich möchte das Hotel nicht reservieren. Das Einzelzimmer möchte ich ....
(Ich möchte das Hotel nicht reservieren. Das Einzelzimmer möchte ich auch nicht.)
8.
Wir mieten die Wohnung nicht, ... der Strom nicht im Preis enthalten ist.
(Wir mieten die Wohnung nicht, weil der Strom nicht im Preis enthalten ist.)

Oefening 2: Dialoog voltooiing

Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing

1. Wir mieten das Zimmer, ___ es in der Nähe der Arbeit liegt.

( We huren de kamer, ___ hij dichtbij het werk ligt.)

2. Ich möchte die Wohnung nicht, und das Zimmer möchte ich ___.

( Ik wil het appartement niet, en de kamer wil ik ___.)

3. Zuerst schauen wir uns die Wohnung an, ___ unterschreiben wir den Vertrag.

( Eerst bekijken we het appartement, ___ ondertekenen we het contract.)

4. Ich will ein Zimmer mit Balkon. Ich will ___ ein Zimmer mit Garten.

( Ik wil een kamer met balkon. Ik wil ___ een kamer met tuin.)

5. Ich suche eine Wohnung in der Stadt, ___ das sehr praktisch ist.

( Ik zoek een appartement in de stad, ___ dat heel praktisch is.)

6. Wir wollen das Haus nicht mieten, und das Zimmer wollen wir ___.

( We willen het huis niet huren, en de kamer willen we ___.)

Konnektoren: "weil", "dann", "auch", "auch nicht"

In deze les leer je hoe je zinnen in het Duits logisch kunt verbinden met behulp van belangrijke konnektoren. Deze woorden helpen je om redenen aan te geven, gevolgen te beschrijven en extra informatie toe te voegen. Dit is essentieel voor heldere communicatie en beter taalbegrip op A1-niveau.

Belangrijke konnektoren en hun functies

  • weil: drukt een reden uit. Bijvoorbeeld: „Wir möchten das Haus mieten, weil es auf dem Land liegt.” Hiermee leg je uit waarom iets gebeurt.
  • dann: geeft een gevolg of een vervolgstap aan. Bijvoorbeeld: „Wir schauen uns das WG-Zimmer an, dann unterschreiben wir den Mietvertrag.” Het verbindt twee acties achter elkaar.
  • auch: signaleert gelijkheid of overeenkomst. Bijvoorbeeld: „Ich will ein Einzelzimmer. Ich will auch ein Zimmer mit Balkon.” Zo voeg je iets toe wat vergelijkbaar is.
  • auch nicht: versterkt een eerdere ontkenning. Bijvoorbeeld: „Ich möchte das Hotel nicht reservieren. Die Villa möchte ich auch nicht.” Hiermee bevestig je dat ook iets anders niet gedaan wordt.

Hoe pas je deze konnektoren toe?

Met deze konnektoren kun je zinnen beter organiseren, wat het begrip vergemakkelijkt. Bijvoorbeeld:

  • „Wir mieten das Zimmer, weil es in der Nähe der Arbeit liegt.” (reden)
  • „Zuerst schauen wir uns die Wohnung an, dann unterschreiben wir den Vertrag.” (gevolg)
  • „Ich will ein Zimmer mit Balkon. Ich will auch ein Zimmer mit Garten.” (toevoeging)
  • „Ich möchte die Wohnung nicht, und das Zimmer möchte ich auch nicht.” (versterkte ontkenning)

Let op verschillen met het Nederlands

In het Duits staat "weil" de bijzin in, waardoor het werkwoord aan het einde komt, wat anders is dan in het Nederlands. Bijvoorbeeld: "Wir mieten das Zimmer, weil es in der Nähe der Arbeit liegt." (werkwoord 'liegt' staat aan het eind). Het Nederlandse "omdat" volgt wel de normale woordvolgorde. Ook en auch lijken gelijk, maar de positie in de zin kan verschillen; "auch" staat vaak vlak voor het woord of de zin die benadrukt wordt.

Een paar handige woorden en uitdrukkingen:

  • Grund = reden
  • Folge = gevolg
  • ähnlich = gelijk, vergelijkbaar
  • Verneinung = ontkenning

Deze les helpt je dus om zinnen beter te verbinden en uitgebreider te spreken of schrijven in het Duits.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 17/07/2025 14:34