In deze les leer je de Duitse Possessivartikel in de nominatief: mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr. Ze geven bezit aan en passen zich aan het geslacht en aantal van het zelfstandig naamwoord aan.
  1. Het bezittelijk voornaamwoord verwijst naar de bezittende persoon en past zich aan het zelfstandig naamwoord aan in geslacht, aantal en naamval.
  2. De vorm verandert afhankelijk van de naamval – hier is de nominatief weergegeven.
Person (Persoon)Maskulin / Neutral (Mannelijk / Onzijdig)Feminin (Feminin)Plural (meervoud)
Ichmeinmeinemeine
Dudeindeinedeine
Er / Esseinseineseine
Sie (singular)ihrihreihre
Wirunserunsereunsere
Ihreuereureeure
Sie (plural)ihrihreihre

Uitzonderingen!

  1. De beleefdheidsvorm „Ihr / Ihre / Ihre“ wordt met een hoofdletter geschreven, ongeacht het geslacht.

Oefening 1: Bezittelijke voornaamwoorden - nominatief

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Ihre, Eure, Ihr, Unsere, Euer, Sein, Mein

1. Sie:
(Singular) : ... Großeltern kommen aus Deutschland.
((Singular) : Ihre Großeltern kommen aus Deutschland.)
2. Ihr:
: ... Mutter heißt Caitlin.
(: Eure Mutter heißt Caitlin.)
3. Ihr:
: ... Vater kommt aus Barcelona.
(: Euer Vater kommt aus Barcelona.)
4. Wir:
: ... Mutter wohnt in Berlin.
(: Unsere Mutter wohnt in Berlin.)
5. Sie:
(höfliche Anrede) : ... Vater ist hier.
((höfliche Anrede) : Ihr Vater ist hier.)
6. Er:
: ... Bruder ist verheiratet.
(: Sein Bruder ist verheiratet.)
7. Sie:
: ... Großmutter ist alt.
(: Ihre Großmutter ist alt.)
8. Ich:
: ... Name ist Tom.
(: Mein Name ist Tom.)

Oefening 2: Dialoog voltooiing

Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing

1. ___ Vater arbeitet in einer großen Firma.

( ___ vader werkt bij een groot bedrijf.)

2. ___ Schwester kauft oft Bücher im Buchladen.

( ___ zus koopt vaak boeken in de boekhandel.)

3. ___ Hund spielt gern im Garten.

( ___ hond speelt graag in de tuin.)

4. ___ Haus ist sehr schön und groß.

( ___ huis is heel mooi en groot.)

5. ___ Vater ist Lehrer an einer Schule.

( ___ vader is leraar op een school.)

6. ___ Mutter kauft jeden Samstag frisches Gemüse.

( ___ moeder koopt elke zaterdag verse groenten.)

Possessivartikel in de Nominativ: Een Overzicht

In deze les behandelen we de possessivartikel in het Duits, specifiek in de nominatief. Possessivartikel geven het bezit aan en passen zich aan aan het geslacht (Genus), het aantal (Numerus) en de naamval (Kasus) van het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen.

Wat zijn possessivartikel?

Possessivartikel zijn woorden zoals mein (mijn), dein (jouw), sein (zijn), ihr (haar), unser (ons/onze), euer (jullie) en ihr (hun). Ze worden gebruikt om bezit of verband aan te geven en moeten overeenkomen met het zelfstandig naamwoord dat zij bepalen.

Possessivartikel Tabel in de Nominativ

Hier is een overzicht van de vormen van possessivartikel in de nominatief, afhankelijk van persoon en het geslacht van het zelfstandig naamwoord:

PersoonMannelijk / OnzijdigVrouwelijkMeervoud
Ichmeinmeinemeine
Dudeindeinedeine
Er / Esseinseineseine
Sie (enkelvoud)ihrihreihre
Wirunserunsereunsere
Ihreuereureeure
Sie (meervoud)ihrihreihre

Belangrijke aandachtspunten

  • Afstemming op het zelfstandig naamwoord: het possessivartikel verandert afhankelijk van het geslacht en het aantal van het zelfstandig naamwoord.
  • Naamval: in deze les ligt de focus op de nominatief-vorm, de basisvorm voor het onderwerp in een zin.
  • Höflichkeitsform (beleefdheidsvorm): de possessivartikel voor 'U' (formeel) is Ihr / Ihre en wordt altijd met een hoofdletter geschreven, ongeacht het geslacht.

Praktische voorbeelden

  • Mein Vater arbeitet in einer großen Firma. (Mijn vader werkt in een groot bedrijf.)
  • Deine Schwester kauft oft Bücher im Buchladen. (Jouw zus koopt vaak boeken in de boekwinkel.)
  • Unser Hund spielt gern im Garten. (Onze hond speelt graag in de tuin.)
  • Euer Haus ist sehr schön und groß. (Jullie huis is heel mooi en groot.)
  • Ihre Mutter kauft jeden Samstag frisches Gemüse. (Haar moeder koopt elke zaterdag verse groenten.)

Verschillen tussen Nederlands en Duits bij bezittelijke voornaamwoorden

In het Nederlands veranderen bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn, haar, ons/onze, jullie, hun) niet afhankelijk van het geslacht van het zelfstandig naamwoord. In het Duits echter moet het possessivartikel aangepast worden aan het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig) en het getal (enkelvoud of meervoud) van het zelfstandig naamwoord.

Een ander verschil is dat het Duits strikt onderscheid maakt tussen de naamvallen, zoals de nominatief, terwijl het Nederlands dit minder expliciet doet in dagelijkse taal.

Handige woorden en uitdrukkingen

  • Besitz (bezit) – het concept van iets hebben of bezitten.
  • Possessivartikel – de bezittelijke voornaamwoorden die worden aangepast aan het zelfstandig naamwoord.
  • Genus (geslacht) – mannelijk (der), vrouwelijk (die), onzijdig (das).
  • Numerus (getal) – enkelvoud of meervoud.
  • Kasus (naamval) – de grammaticale functie van het zelfstandig naamwoord (hier: nominatief).

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 17/07/2025 18:48