10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie
Das Wetter ist in Deutschland immer noch Smalltalk-Thema Nummer eins. Der Moderator spricht über das Wetter in Deutschland an einem Tag im Februar.
Het weer is in Duitsland nog steeds het nummer één gespreksonderwerp. De presentator praat over het weer in Duitsland op een dag in februari.

Oefening 1: Luistervaardigheid

Instructie: Bekijk de video en herken de woordenschat. Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen.

Woord Vertaling
Das Wetter Het weer
Der Winter De winter
Das Frühlingswetter Het lenteweer
Der Regen De regen
Der Sturm De storm
Der Mittwoch Woensdag
Die Sonne und die Wolken De zon en de wolken
Die Temperaturen De temperatuur
Hallo und herzlich willkommen zum Wetterbericht bei wetter.net. (Hallo en hartelijk welkom bij het weerbericht van wetter.net.)
In den nächsten Tagen haben wir im Wetter eine Mischung aus Winter und Frühling. (In de komende dagen krijgen we een mengeling van winter en lente.)
Zuerst gibt es Regen, Sturm und wärmeres Wetter. (Eerst is er regen, wind en wat warmer weer.)
Nächste Woche wird es wieder kälter. (Volgende week wordt het weer kouder.)
Das heißt, der Frühling kommt in Deutschland noch nicht richtig. (Dat betekent dat de lente in Duitsland nog niet echt doorzet.)
Schauen wir uns jetzt die Wetterkarte für heute, den Mittwoch, genauer an. (Laten we nu de weerkaart van vandaag, woensdag, wat nader bekijken.)
Wir sehen, dass das Hoch "Cloe" sich zurückzieht. (We zien dat het hogedrukgebied „Cloe" zich terugtrekt.)
Im Südwesten ist es bis zu 11 Grad warm. (In het zuidwesten wordt het tot 11 graden.)
Insgesamt gibt es Sonne und Wolken und meistens ist es trocken. (Over het algemeen is het afwisselend zon en wolken en meestal droog.)
Im Rest von Deutschland gibt es Wolken, und im Norden regnet es manchmal. (In de rest van Duitsland zijn er wolken en in het noorden regent het soms.)

Oefening 2: Dialoog

Instructie: Lees de dialoog en beantwoord de vragen.

Hannah ist auf einer Fortbildung in Barcelona, während Tom in Hamburg im Regen sitzt. Abends ruft Tom Hannah an, um zu fragen wie es läuft.

Hannah is op een training in Barcelona, terwijl Tom in Hamburg in de regen zit. 's Avonds belt Tom Hannah om te vragen hoe het gaat.
1. Tom: Wie geht es dir? Hast du viel Arbeit? (Hoe gaat het met je? Heb je het druk op je werk?)
2. Hannah: Gut, Schatz. Es ist anstrengend, weil ich erst spät nach Hause komme, aber ich lerne hier viel. (Goed, schat. Het is vermoeiend omdat ik pas laat thuis ben, maar ik leer hier veel.)
3. Tom: Wie ist heute das Wetter bei dir, mein Schatz? (Hoe is het vandaag het weer bij jou, mijn schat?)
4. Hannah: Ganz gut. Die Sonne scheint den ganzen Tag. (Best goed. De zon schijnt de hele dag.)
5. Tom: Wie viele Grad sind es bei dir? (Hoeveel graden is het bij jou?)
6. Hannah: Ich glaube, es sind 24 Grad und das schon die ganze Woche. (Ik denk dat het 24 graden is en dat al de hele week.)
7. Tom: Das ist eine schöne Temperatur. Bei mir sind es 9 Grad und es regnet. (Dat is een mooie temperatuur. Bij mij is het 9 graden en het regent.)
8. Hannah: Oh nein! Wie lange regnet es schon? (Oh nee! Hoe lang regent het al?)
9. Tom: Erst seit gestern. Aber ab morgen scheint wieder die Sonne. (Pas sinds gisteren. Maar vanaf morgen schijnt de zon weer.)
10. Hannah: Ich freue mich auch auf den Winter. Besonders auf Weihnachten. (Ik kijk ook uit naar de winter. Vooral naar Kerstmis.)
11. Tom: Ich auch. Wenn der erste Schnee fällt, wird es schön. (Ik ook. Als de eerste sneeuw valt, wordt het mooi.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Wie beschreibt Hannah das Wetter bei sich?

(Hoe beschrijft Hannah het weer bij haar?)

2. Wie viele Grad sind es laut Hannah?

(Hoeveel graden is het volgens Hannah?)

3. Was sagt Tom über das Wetter bei sich zu Hause?

(Wat zegt Tom over het weer bij hem thuis?)

4. Worauf freut sich Hannah im Winter besonders?

(Waar kijkt Hannah in de winter vooral naar uit?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Beantwoord de vragen en corrigeer ze met je leraar.

  1. Wie fühlst du dich, wenn es lange sonnig und warm ist?
    2. Hoe voel je je als het lang zonnig en warm is?
  2. Beschreibe einen normalen Arbeitstag, wenn das Wetter kalt und regnerisch ist.
    3. Beschrijf een gewone werkdag als het weer koud en regenachtig is.
  3. Wann magst du das Wetter am liebsten und warum?
    4. Wanneer vind je het weer het leukst en waarom?
  4. Wie bereitest du dich auf den Winter mit Schnee und kaltem Wetter vor?
    5. Hoe bereid je je voor op de winter met sneeuw en kou?