10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie
Ein Mitarbeiter von IKEA erklärt welche Farben man miteinander kombinieren kann.
Een medewerker van IKEA legt uit welke kleuren je met elkaar kunt combineren.

Oefening 1: Luistervaardigheid

Instructie: Bekijk de video en herken de woordenschat. Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen.

Woord Vertaling
rot rood
gelb geel
gold goud
grau grijs
blau blauw
hellblau lichtblauw
grün groen
Welche Farbe passt zu diesem Hemd? (Welke kleur past bij dit overhemd?)
Das Hemd ist blau. (Het overhemd is blauw.)
Der Rock ist rot. (De rok is rood.)
Magst du diese Farben? (Vind je deze kleuren leuk?)
Ich finde Blau und Rot sehr schön. (Ik vind blauw en rood erg mooi.)
Die Hose ist schwarz. (De broek is zwart.)
Schwarz passt zu vielen Farben. (Zwart past bij veel kleuren.)
Ich habe eine gelbe Jacke. (Ik heb een gele jas.)
Gelb ist eine helle Farbe. (Geel is een lichte kleur.)
Welchen Pullover soll ich kaufen? (Welke trui moet ik kopen?)
Der grüne Pullover ist schön. (Die groene trui is mooi.)
Grün ist meine Lieblingsfarbe. (Groen is mijn lievelingskleur.)
Das Kleid ist rosa. (De jurk is roze.)
Rosa ist eine freundliche Farbe. (Roze is een zachte kleur.)
Wir kaufen heute bunte Sachen. (We kopen vandaag kleurrijke spullen.)
Ich möchte eine orange Tasche. (Ik wil een oranje tas.)
Orange ist eine tolle Farbe im Herbst. (Oranje is een mooie kleur in de herfst.)
Welche Farbe gefällt dir? (Welke kleur vind jij leuk?)
Ich mag die blaue Tasche. (Ik vind de blauwe tas mooi.)

Oefening 2: Dialoog

Instructie: Lees de dialoog en beantwoord de vragen.

Kai und Lina sind bei IKEA um neue Farbe für das Wohnzimmer zu kaufen. Sie überlegen mit welcher Farbe sie die Wand hinter der Couch streichen.

Kai en Lina zijn bij IKEA om nieuwe verf voor de woonkamer te kopen. Ze bedenken met welke kleur ze de muur achter de bank zullen schilderen.
1. Kai: Welche Farbe passt gut zu unserer Couch? (Welke kleur past goed bij onze bank?)
2. Lina: Grün gefällt mir gut. (Groen vind ik mooi.)
3. Kai: Grün passt nicht, unsere Couch ist schwarz. (Groen past niet, onze bank is zwart.)
4. Lina: Okay, hier ist dunkelgrau. (Oké, hier is donkergrijs.)
5. Kai: Nein, das ist zu dunkel. Schwarz und dunkelgrau passen nicht zusammen. (Nee, dat is te donker. Zwart en donkergrijs passen niet samen.)
6. Lina: Was ist mit rot? (Wat denk je van rood?)
7. Kai: Rot mag ich im Wohnzimmer nicht. Wie findest du hellblau? (Rood vind ik niet leuk in de woonkamer. Wat vind je van lichtblauw?)
8. Lina: Hellblau und schwarz ist auch zu kalt. (Lichtblauw en zwart is ook te koud.)
9. Kai: Hier ist weiße Farbe. Gefällt dir das? (Hier is witte verf. Vind je dat leuk?)
10. Lina: Weiß passt sehr gut. (Wit past heel goed.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Welche Farbe hat die Couch im Gespräch?

(Welke kleur heeft de bank in het gesprek?)

2. Warum wählen Kai und Lina keine dunkelgraue Wand?

(Waarom kiezen Kai en Lina niet voor een donkergrijze muur?)

3. Welche Farbe schlägt Kai nach Rot und Dunkelgrau für die Wand vor?

(Welke kleur stelt Kai voor na rood en donkergrijs voor de muur?)

4. Warum mag Lina Hellblau als Wandfarbe neben der schwarzen Couch nicht?

(Waarom vindt Lina lichtblauw als muurkleur naast de zwarte bank niet mooi?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Beantwoord de vragen en corrigeer ze met je leraar.

  1. Welche Farbe würdest du für die Wand im Wohnzimmer vorschlagen? Warum?
    2. Welke kleur zou je voor de muur in de woonkamer voorstellen? Waarom?
  2. Magst du lieber dunkle oder helle Farben in deinem Zuhause? Warum?
    3. Hou je liever van donkere of lichte kleuren in je huis? Waarom?
  3. Welche Farben hast du zu Hause und wie findest du sie?
    4. Welke kleuren heb je thuis en wat vind je ervan?
  4. Welche Farbe würdest du nicht im Wohnzimmer benutzen? Warum nicht?
    5. Welke kleur zou je niet in de woonkamer gebruiken? Waarom niet?