A1.39: Eten bestellen en uit eten gaan

Essen bestellen und auswärts essen

Leer hoe je in het Duits eten en drinken bestelt, een tafel reserveert en de rekening vraagt. Oefen met veelgebruikte werkwoorden in de tegenwoordige tijd en de Perfekt, en begrijp praktische dialogen voor uit eten gaan op A1 niveau.

Woordenschat (16)

 Das Restaurant: Het restaurant (Duits)

Das Restaurant

Show

Het restaurant Show

 Das Menü: Het menu (Duits)

Das Menü

Show

Het menu Show

 Das Getränk: De drank (Duits)

Das Getränk

Show

De drank Show

 Der Wein: De wijn (Duits)

Der Wein

Show

De wijn Show

 Das Bier: Het bier (Duits)

Das Bier

Show

Het bier Show

 Der Salat: De salade (Duits)

Der Salat

Show

De salade Show

 Frei: vrij (Duits)

Frei

Show

Vrij Show

 Die Rechnung bitte!: De rekening, alstublieft! (Duits)

Die Rechnung bitte!

Show

De rekening, alstublieft! Show

 Leider nicht.: Helaas niet. (Duits)

Leider nicht.

Show

Helaas niet. Show

 Bringen (brengen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Bringen

Show

Brengen Show

 Bestellen (bestellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Bestellen

Show

Bestellen Show

 Die Bar: De bar (Duits)

Die Bar

Show

De bar Show

 Das Gericht: het gerecht (Duits)

Das Gericht

Show

Het gerecht Show

 Trinkgeld geben: fooi geven (Duits)

Trinkgeld geben

Show

Fooi geven Show

 Der Nachtisch: Het nagerecht (Duits)

Der Nachtisch

Show

Het nagerecht Show

 Die Pizzeria: De pizzeria (Duits)

Die Pizzeria

Show

De pizzeria Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
für zwei | Personen frei? | Haben Sie | einen Tisch
Haben Sie einen Tisch für zwei Personen frei?
(Heeft u een tafel voor twee personen vrij?)
2.
bestellen, | bitte. | Ich | möchte | das | Menü
Ich möchte das Menü bestellen, bitte.
(Ik wil graag het menu bestellen, alstublieft.)
3.
das Bier | Kannst du | bringen? | mir bitte
Kannst du mir bitte das Bier bringen?
(Kun je me alsjeblieft het bier brengen?)
4.
gegangen und haben | gegessen. | einen guten Salat | Wir sind gestern | in die Pizzeria
Wir sind gestern in die Pizzeria gegangen und haben einen guten Salat gegessen.
(We zijn gisteren naar de pizzeria gegaan en hebben een goede salade gegeten.)
5.
bitte! | Entschuldigung, | Rechnung | die
Entschuldigung, die Rechnung bitte!
(Pardon, de rekening graag!)
6.
geben? | Sie | Trinkgeld | Möchten
Möchten Sie Trinkgeld geben?
(Wilt u fooi geven?)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ich möchte bitte ein Bier bestellen. (Ik wil graag een biertje bestellen.)
Haben Sie heute das Menü gesehen? (Heb je vandaag het menu gezien?)
Wir sind gestern ins Restaurant gegangen. (We zijn gisteren naar het restaurant gegaan.)
Kannst du mir bitte die Rechnung bringen? (Kun je me alsjeblieft de rekening brengen?)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Orden de woorden bij de twee categorieën: Eten/Drinken of Restaurantservice.

Essen und Getränke

Restaurantservice

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Die Pizzeria


De pizzeria

2

Frei


Vrij

3

Bestellen


Bestellen

4

Das Bier


Het bier

5

Das Gericht


Het gerecht

Übung 5: Gespreksoefening

Anleitung:

  1. Bestel wat je wilt van het menu. (Bestel wat je wilt van het menu.)
  2. Speel een dialoog in het restaurant af. (Speel een dialoog in het restaurant af.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Kann ich bitte die Speisekarte haben?

Mag ik de menukaart alstublieft?

Möchten Sie bestellen?

Wil je bestellen?

Ich möchte einen Salat als Vorspeise.

Ik wil een salade als voorgerecht.

Ich möchte Profiteroles zum Dessert.

Ik wil profiteroles als dessert.

Kann ich einen Tisch für vier Personen um 8 Uhr reservieren?

Kan ik voor vier personen een tafel reserveren om 8 uur?

Ich möchte eine Pizza als Hauptgericht.

Ik wil een pizza als hoofdgerecht.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ich _____ heute Abend ein leckeres Gericht im Restaurant.

(Ik _____ vanavond een lekker gerecht in het restaurant.)

2. Der Kellner _____ uns gleich die Getränke und den Salat.

(De ober _____ ons zo de drankjes en de salade.)

3. Wir _____ das Menü schon ausgewählt und sind bereit zu bestellen.

(We _____ het menu al gekozen en zijn klaar om te bestellen.)

4. Ich _____ gestern im Restaurant einen guten Wein _____ .

(Ik _____ gisteren in het restaurant een goede wijn _____ .)

Oefening 8: Bestellen in het restaurant

Instructie:

Heute Abend (Sein - Perfekt) ich mit meiner Frau in eine Pizzeria gegangen. Wir (Bestellen - Präsens) einen Tisch reserviert. Der Kellner (Nehmen - Präsens) unsere Bestellung auf. Ich (Essen - Perfekt) eine Pizza Margherita (Essen - Perfekt) und meine Frau (Trinken - Perfekt) ein Glas Rotwein (Trinken - Perfekt) . Am Ende (Fragen - Perfekt) wir nach der Rechnung (No hint) und ein kleines Trinkgeld (No hint) .


Vanavond ben (Zijn - Voltooid Tegenwoordige Tijd) ik met mijn vrouw naar een pizzeria gegaan. We hebben (Bestellen - Tegenwoordige Tijd) een tafel gereserveerd. De ober neemt (Nemen - Tegenwoordige Tijd) onze bestelling op. Ik heb (Eten - Voltooid Tegenwoordige Tijd) een Pizza Margherita gegeten en mijn vrouw heeft (Drink - Voltooid Tegenwoordige Tijd) een glas rode wijn gedronken . Aan het einde hebben (Vragen - Voltooid Tegenwoordige Tijd) we om de rekening gevraagd en een kleine fooi gegeven .

Werkwoordschema's

Nehmen - Nemen

Präsens

  • ich nehme
  • du nimmst
  • er/sie/es nimmt
  • wir nehmen
  • ihr nehmt
  • sie nehmen

Essen - Eten

Perfekt

  • ich habe gegessen
  • du hast gegessen
  • er/sie/es hat gegessen
  • wir haben gegessen
  • ihr habt gegessen
  • sie haben gegessen

Trinken - Drinken

Perfekt

  • ich habe getrunken
  • du hast getrunken
  • er/sie/es hat getrunken
  • wir haben getrunken
  • ihr habt getrunken
  • sie haben getrunken

Fragen - Vragen

Perfekt

  • ich habe gefragt
  • du hast gefragt
  • er/sie/es hat gefragt
  • wir haben gefragt
  • ihr habt gefragt
  • sie haben gefragt

Bestellen - Bestellen

Präsens

  • ich bestelle
  • du bestellst
  • er/sie/es bestellt
  • wir bestellen
  • ihr bestellt
  • sie bestellen

Sein - Zijn

Perfekt

  • ich bin gewesen
  • du bist gewesen
  • er/sie/es ist gewesen
  • wir sind gewesen
  • ihr seid gewesen
  • sie sind gewesen

Oefening 9: Das Perfekt: Bildung mit „sein“ und „haben“

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De voltooide tijd: vorming met „zijn” en „hebben”

Toon vertaling Toon antwoorden

gekommen, habe, getrunken, gegessen, habt, gefahren, ist, gegangen, bestellt, haben, bist, hast

1.
Gehen: Du ... zur Bar ....
(Lopen: Je bent naar de bar gegaan.)
2.
Kommen: Der Kellner ... sofort an den Tisch ....
(De ober is meteen naar de tafel gekomen.)
3.
Trinken: Ihr ... ein Bier ....
(Drinken: Jullie hebben een biertje gedronken.)
4.
Essen: Wir ... den Salat ....
(Eten: We hebben de salade gegeten.)
5.
Fahren: Deine Schwester ... zur Pizzeria ....
(Rijden: Je zus is naar de pizzeria gereden.)
6.
Bestellen: Du ... ein leckeres Gericht ....
(Bestellen: je hebt een heerlijk gerecht besteld.)
7.
Bestellen: Ich ... nur ein Getränk ....
(Bestellen: Ik heb maar één drankje besteld.)
8.
Essen: Ihr ... in der Pizzeria ....
(Eten: Jullie hebben in de pizzeria gegeten.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.39.1 Grammatik

Die meist gebrauchten Verben und ihre Partizip II - Form

De meest gebruikte werkwoorden en hun voltooid deelwoord


A1.39.2 Grammatik

Das Perfekt: Bildung mit „sein“ und „haben“

De voltooide tijd: vorming met „zijn” en „hebben”


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Nehmen nemen

prasens

Duits Nederlands
(ich) nehme ik neem
(du) nimmst jij neemt
(er/sie/es) nimmt hij/zij/het neemt
(wir) nehmen wij nemen
(ihr) nehmt jullie nemen
(sie) nehmen zij nemen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Essen eten

perfekt

Duits Nederlands
ich habe gegessen ik heb gegeten
du hast gegessen jij hebt gegeten
er/sie/es hat gegessen hij/zij/het heeft gegeten
wir haben gegessen wij hebben gegeten
ihr habt gegessen jullie hebben gegeten
sie haben gegessen zij hebben gegeten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Trinken drinken

perfekt

Duits Nederlands
ich habe getrunken ik heb gedronken
du hast getrunken jij hebt gedronken
er/sie/es hat getrunken hij/zij/het heeft gedronken
wir haben getrunken wij hebben gedronken
ihr habt getrunken jullie hebben gedronken
sie haben getrunken zij hebben gedronken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Fragen vragen

perfekt

Duits Nederlands
(ich) habe gefragt ik heb gevraagd
(du) hast gefragt jij hebt gevraagd
(er/sie/es) hat gefragt hij/zij/het heeft gevraagd
(wir) haben gefragt wij hebben gevraagd
(ihr) habt gefragt jullie hebben gevraagd
(sie) haben gefragt zij hebben gevraagd

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Bestellen bestellen

prasens

Duits Nederlands
(ich) bestelle ik bestel
(du) bestellst jij bestelt
(er/sie/es) bestellt hij/zij/het bestelt
(wir) bestellen wij bestellen
(ihr) bestellt jullie bestellen
(sie) bestellen zij bestellen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Bestellen van eten en uit eten gaan - A1 Niveau

Deze les richt zich op praktische conversaties en woordenschat voor het bestellen van eten en drinken in een restaurant. Je leert de meest gebruikte werkwoorden zoals bestellen en brengen, en hun vervoegingen in de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord. Ook oefen je met typische zinnen voor het reserveren van een tafel, het bestellen van het menu, het vragen om de rekening en het geven van een fooi.

Belangrijke woordenschat

  • Eten en drinken: der Salat, das Gericht, der Nachtisch, das Getränk, das Bier, der Wein
  • Restaurantservice: bestellen, bringen

Grammatica en werkwoorden

Je krijgt inzicht in de Perfekt-vorm van belangrijke werkwoorden, zoals sein en haben, die gebruikt worden om het verleden te beschrijven. Bijvoorbeeld: "Wir sind gestern ins Restaurant gegangen" en "Ich habe gegessen". Deze leer je herkennen en toepassen in context.

Praktische dialogen

Er zijn meerdere dialogen opgenomen om gesprekken in restaurants na te bootsen, zoals tafel reserveren, eten bestellen en de rekening vragen. Dit helpt je de juiste zinnen vloeiend uit te spreken.

Opmerkelijke verschillen tussen Duits en Nederlands

In het Duits worden regelmatig werkwoorden vervoegd met haben of sein in de Perfekt, afhankelijk van het werkwoord. In het Nederlands gebruiken we meestal alleen hebben als hulpwerkwoord. Bijvoorbeeld, in het Duits: "Ich bin gegangen" versus het Nederlandse: "Ik ben gegaan". Verder zijn sommige standaardzinnen zoals "Ich möchte das Menü bestellen" ('Ik wil het menu bestellen') erg direct in het Duits, terwijl het in het Nederlands vaak iets minder formeel kan zijn.

Handige uitdrukkingen: "Haben Sie einen Tisch für zwei Personen frei?" (Heeft u een tafel vrij voor twee personen?), "Kannst du mir bitte die Rechnung bringen?" (Kun je me alsjeblieft de rekening brengen?), "Möchten Sie Trinkgeld geben?" (Wilt u een fooi geven?). Deze zinnen helpen je om correct en beleefd te communiceren in een Duitse eetgelegenheid.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏