Der deutsche Fußballspieler "Julian Weigl" beantwortet Fragen. Er darf die Fragen aber nicht mit "ja" oder "nein" beantworten.
De Duitse voetballer "Julian Weigl" beantwoordt vragen. Hij mag de vragen echter niet met "ja" of "nee" beantwoorden.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
Was Wat
Welches Welke
Wie Hoe
Wo Waar

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Nina ist dabei das Haus zu verlassen, doch ihr Opa stellt ihr ganz viele Fragen...

Nina is op het punt het huis te verlaten, maar haar opa stelt haar heel veel vragen...
1. Opa: Was machst du? (Wat doe je?)
2. Nina: Ich gehe mit einer Freundin ins Café. (Ik ga met een vriendin naar het café.)
3. Opa: Wo ist das Café? (Waar is het café?)
4. Nina: In dem neuen Café an der Hauptstraße. (In het nieuwe café aan de hoofdstraat.)
5. Opa: Wer ist die Freundin? (Wie is de vriendin?)
6. Nina: Eine Kollegin von der Arbeit. (Een collega van het werk.)
7. Opa: Wann bist du wieder hier? (Wanneer ben je weer hier?)
8. Nina: Ich weiß nicht, Opa, ich bin erwachsen. Ist das ein Verhör? (Ik weet het niet, opa, ik ben volwassen. Is dit een verhoor?)
9. Opa: Es tut mir leid. Ich bin nur neugierig. (Het spijt me. Ik ben alleen nieuwsgierig.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Was macht Nina?

(Wat doet Nina?)

2. Wo gehen Nina und ihre Freundin Kaffee trinken?

(Waar gaan Nina en haar vriendin koffie drinken?)

3. Wer ist die Freundin, mit der Nina ins Café geht?

(Wie is de vriendin met wie Nina naar het café gaat?)

4. Warum stellt der Opa so viele Fragen?

(Waarom stelt opa zoveel vragen?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Was machst du gern am Wochenende?
  2. Wat doe je graag in het weekend?
  3. Wo triffst du dich normalerweise mit Freunden?
  4. Waar ontmoet je normaal gesproken vrienden?
  5. Mit wem trinkst du gern Kaffee?
  6. Met wie drink je graag koffie?
  7. Wann hast du das letzte Mal mit jemandem gesprochen?
  8. Wanneer heb je voor het laatst met iemand gesproken?