In dieser Lektion lernst du wichtige deutsche Häufigkeitsadverbien wie „immer“ (altijd), „oft“ (vaak) und „nie“ (nooit) kennen, um Gewohnheiten und Aktivitäten präzise zu beschreiben.
  1. Bijwoorden van frequentie staan achter het vervoegde werkwoord.
Adverb (bijwoord)Beispiel (voorbeeld)
Immer (Altijd)Ich mache immer Sport am Wochenende. (Ik sport altijd in het weekend.)
Fast immer (Bijna altijd)Sie geht fast immer ins Fitnessstudio. (Ze gaat bijna altijd naar de sportschool.)
Oft (Vaak)Wir spielen oft Basketball nach der Schule. (Wij spelen vaak basketbal na school.)
Manchmal (Soms)Er schwimmt manchmal im See. (Hij zwemt soms in het meer.)
Selten (Zelden)Ich tanze selten, aber ich mag es. (Ik dans zelden, maar ik vind het leuk.)
Fast nie (Bijna nooit)Wir spielen fast nie Tennis. (We spelen bijna nooit tennis.)
Nie (Nooit)Ich gehe nie boxen. (Ik ga nooit boksen.)

Oefening 1: Bijwoorden van frequentie

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

nie, manchmal, immer, fast nie, oft, fast immer, selten

1.
Ich tanze ..., weil ich es nicht gut kann.
(Ich tanze nie, weil ich es nicht gut kann. )
2.
Er geht sehr ... ins Fitnessstudio, weil es ihm gefällt.
(Er geht sehr oft ins Fitnessstudio, weil es ihm gefällt.)
3.
Ich verpasse das Training nur sehr .... Eigentlich nur, wenn ich krank bin.
(Ich verpasse das Training nur sehr selten. Eigentlich nur, wenn ich krank bin. )
4.
Ich gehe ... Schwimmen. Ich schwimme nur, wenn ich nicht zum Boxen gehen kann.
(Ich gehe fast nie Schwimmen. Ich schwimme nur, wenn ich nicht zum Boxen gehen kann. )
5.
Meine Freunde gehen freitags ... zum Training. Nur ganz selten haben sie keine Zeit.
(Meine Freunde gehen freitags fast immer zum Training. Nur ganz selten haben sie keine Zeit. )
6.
Ich fahre ... mit meiner Freundin Fahrrad, nie allein.
(Ich fahre immer mit meiner Freundin Fahrrad, nie allein.)
7.
Ich mache eigentlich Karate, aber ... boxe ich auch.
(Ich mache eigentlich Karate, aber manchmal boxe ich auch. )
8.
Ich spiele ... Tennis, weil ich es überhaupt nicht mag.
(Ich spiele nie Tennis, weil ich es überhaupt nicht mag. )

Oefening 2: Dialoog voltooiing

Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing

1. Ich spiele __ Fußball am Wochenende.

( Ik speel __ voetbal in het weekend.)

2. Sie geht __ nach der Arbeit ins Fitnessstudio.

( Zij gaat __ na het werk naar de sportschool.)

3. Wir schwimmen im Sommer __ im See.

( Wij zwemmen in de zomer __ in het meer.)

4. Er joggt __ morgens, weil er müde ist.

( Hij jogt __ 's ochtends, omdat hij moe is.)

5. Wir spielen __ Tennis, weil wir andere Sportarten mögen.

( Wij spelen __ tennis, omdat wij andere sporten leuk vinden.)

6. Ich gehe __ boxen, weil es mir zu aufregend ist.

( Ik ga __ boksen, omdat het te spannend voor mij is.)

Adverbien der Häufigkeit in het Duits

In deze les leer je hoe je frequentie kunt uitdrukken met behulp van zogenaamde 18adverbien der H28ufigkeit19, oftewel bijwoorden van frequentie in het Duits. Met woorden zoals immer (altijd), oft (vaak) en nie (nooit) kun je aangeven hoe vaak iets gebeurt.

Belangrijke bijwoorden van frequentie

  • immer – altijd
  • fast immer – bijna altijd
  • oft – vaak
  • manchmal – soms
  • selten – zelden
  • fast nie – bijna nooit
  • nie – nooit

Gebruik en plaatsing

De bijwoorden van frequentie staan in het Duits meestal direct na het vervoegde werkwoord in de zin. Bijvoorbeeld: Ich spiele immer Fußball am Wochenende. (Ik voetbal altijd in het weekend.) Dit is een belangrijk verschil met het Nederlands, waar het frequentiewoord vaak iets flexibeler kan staan.

Specifieke verschillen met het Nederlands

In het Nederlands zeggen we bijvoorbeeld: Ik speel altijd voetbal, waarbij altijd vaak voor het werkwoord kan staan. In het Duits volgt het frequentiebijwoord haast altijd direct na het vervoegde werkwoord. Deze vaste volgorde is belangrijk om correct en natuurlijk Duits te spreken. Ook worden sommige frequentie-uitdrukkingen in het Duits met twee woorden gevormd, zoals fast nie (bijna nooit) of fast immer (bijna altijd), terwijl je in het Nederlands meer vaak samenstellingen of andere uitdrukkingen gebruikt.

Nuttige woordenschat en uitdrukkingen

  • oft: vaak
  • manchmal: soms
  • selten: zelden
  • nie: nooit
  • fast nie: bijna nooit
  • immer: altijd

Door deze bijwoorden goed te leren, kan je veel duidelijke en precieze informatie geven over hoe vaak je activiteiten doet of gebeurtenissen plaatsvinden in het dagelijks leven.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 17/07/2025 19:44