Leer de basis van Duitse persoonlijke voornaamwoorden in het nominatief, inclusief het onderscheid tussen informele en formele aanspreekvormen zoals 'du' en 'Sie'. Deze les behandelt zowel enkelvoud als meervoud en biedt praktische voorbeelden voor beginnende Duitsers op niveau A1.
- De aanspreekvorm "Du" wordt in informele situaties gebruikt.
Singular (Enkelvoud) | Plural (Meervoud) |
---|---|
Ich (Ik) | Wir (Wij) |
Du (Jij) | Ihr (Jullie) |
Er / Sie / Es (Hij / Zij / Het) | Sie (Zij) |
Uitzonderingen!
- „Sie“ wordt als beleefde aanspreekvorm gebruikt voor een of meerdere personen in formele situaties en wordt in de zin altijd met een hoofdletter geschreven.
Oefening 1: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ___ heiße Anna, und du?
(___ heet Anna, en jij?)2. ___ sind Kollegen aus Berlin.
(___ zijn collega’s uit Berlijn.)3. ___ ist das dein Computer? Ja, er ist meiner.
(___ is dat jouw computer? Ja, hij is de mijne.)4. ___ sind freundlich und sehr hilfsbereit.
(___ zijn vriendelijk en zeer behulpzaam.)5. ___ hast eine Frage? Ich höre zu.
(___ hebt een vraag? Ik luister.)6. Wo ist ___ Büro? Es ist im zweiten Stock.
(Waar is ___ kantoor? Het is op de tweede verdieping.)