Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

In deze les leer je de Duitse Modalverben zoals sollen (moeten), können (kunnen), und dürfen (mogen), die belangrijke handelingen en wensen uitdrukken, bijvoorbeeld: Du sollst dich anziehen.
  1. Een modaal werkwoord wordt altijd gecombineerd met een infinitief.
Modalverb (modale werkwoord)Beispiel (voorbeeld)
SollenDu sollst dich anziehen.  (Je moet je aankleden.)
KönnenKannst du mir meine Schuhe geben?  (Kun je me mijn schoenen geven?)
MüssenIch muss heute einen Anzug tragen. (Ik moet vandaag een pak dragen.)
DürfenWir dürfen hier kein T-Shirt tragen. (Wij mogen hier geen T-shirt dragen.)
WollenIch will heute ein Kleid anziehen. (Ik wil vandaag een jurk aantrekken.)
MögenEr mag Schokolade. (Hij mag chocolade.)
MöchtenDu möchtest morgen in ein Kleidungsgeschäft gehen. (Je wilt morgen naar een kledingwinkel gaan.)

Uitzonderingen!

  1. Mögen wordt tegenwoordig meestal zonder een volwerkwoord gebruikt, zoals in „Ich mag Schokolade“.
  2. Möchten is de Konjunktiv-II-vorm van „mögen“, maar wordt in de tegenwoordige tijd als een zelfstandig modaalwerkwoord gebruikt.

Oefening 1: Modalverben

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

kann, trinken, sein, kochen, kannst, singen, helfen, möchten, soll, müsst, gehen, könnt, ausziehen, tragen

1. Können, singen:
Ich ... gut ....
(Ik kan goed zingen.)
2. Möchten, trinken:
Die Männer ... einen Kaffee ....
(De mannen willen een koffie drinken.)
3. Sollen, tragen:
Er ... sein Hemd ....
(Hij moet zijn overhemd dragen.)
4. Können, ausziehen:
Ihr ... die Schuhe ....
(Jullie mogen de schoenen uitdoen.)
5. Können, helfen:
Du ... mir bei der Arbeit....
(Je kunt me helpen bij het werk.)
6. Möchten, gehen:
Die Freunde ... in ein Kleidungsgeschäft ....
(De vrienden willen een kledingwinkel bezoeken.)
7. Müssen, sein:
Ihr ... pünktlich im Geschäft ....
(Jullie moeten op tijd in de zaak zijn.)
8. Können, kochen:
Er ... sehr gut ....
(Hij kan heel goed koken.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Du ___ eine Jacke anprobieren, wenn dir kalt ist.

(Je ___ een jas passen als je het koud hebt.)

2. ___ du mir bitte die blaue Bluse zeigen?

(___ je mij alsjeblieft de blauwe blouse laten zien?)

3. Ich ___ meine Größe wissen, bevor ich das Hemd kaufe.

(Ik ___ mijn maat weten voordat ik het overhemd koop.)

4. Wir ___ hier keine Mützen tragen.

(We ___ hier geen mutsen dragen.)

5. Ich ___ heute das neue Kleid kaufen.

(Ik ___ vandaag de nieuwe jurk kopen.)

6. ___ du die Schuhe in Größe 40 probieren?

(___ je de schoenen in maat 40 passen?)

Inleiding tot Modalverben in het Duits

Modalverben zijn speciale werkwoorden die in het Duits worden gebruikt om wensen, verplichtingen, mogelijkheden en toestemming uit te drukken. In deze les leer je de belangrijkste Duitse modalwerkwoorden kennen, hoe ze functioneren en hoe je ze kunt toepassen in zinnen.

Overzicht van de belangrijkste Duitse modalverben

De volgende modalverben komen aan bod in deze les, met hun gebruikelijke betekenis en voorbeeldzinnen:

  • Sollen – geeft een verplichting of aanbeveling aan.
    Voorbeeld: Du sollst dich anziehen.
  • Können – geeft mogelijkheid of mogelijkheid om iets te doen.
    Voorbeeld: Kannst du mir meine Schuhe geben?
  • Müssen – drukt noodzaak of verplichting uit.
    Voorbeeld: Ich muss heute einen Anzug tragen.
  • Dürfen – geeft toestemming of verbod aan.
    Voorbeeld: Wir dürfen hier kein T-Shirt tragen.
  • Wollen – drukt wens of intentie uit.
    Voorbeeld: Ich will heute ein Kleid anziehen.
  • Mögen – geeft voorkeur of houden van aan, vaak zonder een aanvullend werkwoord.
    Voorbeeld: Er mag Schokolade.
  • Möchten – beleefde vorm van 'willen', gebruikt om wensen uit te drukken.
    Voorbeeld: Du möchtest morgen in ein Kleidungsgeschäft gehen.

Hoe gebruik je modalverben in zinnen?

Een modalverb wordt altijd gecombineerd met een infinitief van een ander werkwoord. Bijvoorbeeld, in de zin Du sollst dich anziehen is sollst het modalverb en anziehen het infinitief.

Let op:
Mögen wordt vaak zonder een ander werkwoord gebruikt, zoals in Ich mag Schokolade.
Möchten is een speciale vorm die beleefdheid uitdrukt en functioneert als een wens, hoewel het de Konjunktiv II-vorm is van mögen.

Specifieke verschillen tussen het Duits en het Nederlands

Hoewel modalverben in het Duits en modale werkwoorden in het Nederlands vergelijkbaar zijn in functie, zijn er subtiele verschillen in gebruik en betekenis:

  • Sollen betekent in het Duits vaak 'moeten' of 'behoren te', wat kan verschillen van het Nederlandse 'zullen' of 'moeten'.
  • Möchten wordt in het Duits specifiek gebruikt als beleefde wens-vorm, terwijl in het Nederlands 'zou willen' vaak wordt gebruikt voor beleefdheid.
  • In het Nederlands worden modale werkwoorden soms anders gecombineerd met infinitieven, bijvoorbeeld: Je moet je aankleden versus Du sollst dich anziehen.

Enkele nuttige Nederlandse woorden en hun Duitse equivalente modalverben:

  • Moeten – sollen / müssen
  • Kunnen – können
  • Mogen (toestemming) – dürfen
  • Willen – wollen
  • Willen (beleefd) – möchten

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 17/07/2025 12:29