In deze les leer je de vormen van bijvoeglijke naamwoorden in de nominatief met bepaalde (der, die, das) en onbepaalde (ein, eine) lidwoorden, bijvoorbeeld: der große Mann, eine große Frau, das kleine Kind. Je oefent de juiste adjectiefuitgangen passend bij geslacht en lidwoord.
  1. Het bijvoeglijk naamwoord staat tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord.
  2. Het krijgt een uitgang – afhankelijk van het lidwoord, geslacht en aantal.
  3. Na „der/de/das“ en „ein/eine/ein“ ziet de uitgang er anders uit.
Beispielnomen (Voorbeeldzelfstandignaamwoorden)Mit bestimmtem Artikel (Met bepaald lidwoord)Mit unbestimmtem Artikel (Met onbepaald lidwoord)
der Mann (de man)der große Mann 🔊 (de groote man 🔊)ein großer Mann 🔊 (een groote man 🔊)
die Frau (de vrouw)die große Frau 🔊 (de groote vrouw 🔊)eine große Frau 🔊 (de groote vrouw 🔊)
das Kind (het kind)das große Kind 🔊 (het groote kind 🔊)ein großes Kind 🔊 (een grootes kind 🔊)
die Kinder (de kinderen)die großen Kinder 🔊 (de grooten kinderen 🔊)— große Kinder 🔊 (groote kinderen 🔊)

Oefening 1: Bijvoeglijke naamwoorden in de nominatief met bepaalde en onbepaalde lidwoorden

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

kleiner, hässliche, kurzen, blonden, lange, dünne, netten, schwarzen

1. Kurz:
Die ... Haare stehen ihr gut.
(Die kurzen Haare stehen ihr gut.)
2. Dünn:
Die ... Katze heißt Fred.
(Die dünne Katze heißt Fred.)
3. Klein:
Ein ... Hund gefällt mir gut.
(Ein kleiner Hund gefällt mir gut.)
4. Hässlich:
Das ... Bild habe ich gemalt.
(Das hässliche Bild habe ich gemalt.)
5. Blond:
Die ... Locken sind sehr schön.
(Die blonden Locken sind sehr schön.)
6. Nett:
Die ... Kinder backen uns Kuchen.
(Die netten Kinder backen uns Kuchen.)
7. Schwarz:
Die ... Haare sehen gut aus.
(Die schwarzen Haare sehen gut aus.)
8. Lang:
Mir gefällt der ... Bart besser.
(Mir gefällt der lange Bart besser.)

Oefening 2: Dialoog voltooiing

Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing

1. Der ____ Mann hat braune Haare.

( De ____ man heeft bruin haar.)

2. Eine ____ Frau wartet an der Haltestelle.

( Een ____ vrouw wacht bij de halte.)

3. Das ____ Kind spielt im Park.

( Het ____ kind speelt in het park.)

4. Ich sehe den ____ Mann im Büro.

( Ik zie de ____ man op kantoor.)

5. Wir treffen ____ Leute auf der Party.

( We ontmoeten ____ mensen op het feest.)

6. Ein ____ Freund besucht mich heute.

( Een ____ vriend bezoekt me vandaag.)

Adjectieven in de nominatief met bepaalde en onbepaalde lidwoorden

In deze les leer je hoe je Duitse adjectieven correct gebruikt in combinatie met het nominatief, afhankelijk van het lidwoord dat ervoor staat. Dit is essentieel om zinnen natuurlijk en grammaticaal correct te maken.

Wat leer je precies?

  • Hoe adjectieven zich aanpassen aan het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig) en het aantal (enkelvoud, meervoud) van het zelfstandig naamwoord.
  • De juiste adjectiefuitgangen gebruiken na bepaalde lidwoorden (der, die, das) en onbepaalde lidwoorden (ein, eine, ein).
  • De positie van het adjectief: altijd tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord.

Belangrijke voorbeelden

Voorbeeld zelfstandig naamwoordMet bepaald lidwoordMet onbepaald lidwoord
der Mannder große Mannein großer Mann
die Fraudie große Fraueine große Frau
das Kinddas große Kindein großes Kind
die Kinderdie großen Kinder— große Kinder

Adjectiefuitgangen in het kort

Na het bepaalde lidwoord krijgen adjectieven meestal de uitgang -e in het enkelvoud (behalve meervoud: -en). Na het onbepaalde lidwoord veranderen de adjectiefuitgangen volgens het geslacht:

  • Mannelijk: -er (ein großer Mann)
  • Vrouwelijk: -e (eine große Frau)
  • Onzijdig: -es (ein großes Kind)

Overeenkomsten en verschillen met het Nederlands

In het Nederlands veranderen adjectieven niet van vorm vanwege het lidwoord, maar door het geslacht en het getal van het zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld: de grote man, het grote kind, de grote kinderen. Duits heeft duidelijkere regels en past de adjectiefuitgangen aan na het lidwoord, wat voor Nederlandse sprekers soms verwarrend kan zijn.

Enkele nuttige Duitse woorden en hun Nederlandse equivalenten:

  • der Mann — de man
  • die Frau — de vrouw
  • das Kind — het kind
  • groß — groot
  • jung — jong

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 17/07/2025 16:47