Oefening 1: Woordbingo
Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.
Woord | Vertaling |
---|---|
ein weißes Hemd | een wit overhemd |
ein hellblaues Hemd | een lichtblauw overhemd |
ein Paar Lederschuhe | een paar leren schoenen |
einen Anzug | een pak |
eine Jacke | een jas |
Oefening 2: Dialoog
Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.
Ben braucht ein neues Outfit und geht in eine Mall dafür.
1. | Ben: | Hallo, können Sie mir helfen? Ich suche ein neues Outfit. | (Hallo, kunt u mij helpen? Ik zoek een nieuwe outfit.) |
2. | Sarah: | Natürlich! Casual oder eher schick? | (Natuurlijk! Casual of meer chique?) |
3. | Ben: | Eher schick. Kein Anzug, aber es soll für die Arbeit sein. | (Meer chique. Geen pak, maar het moet voor het werk zijn.) |
4. | Sarah: | Okay. Dann fangen wir auf jeden Fall mit einem weißen Hemd an. | (Oké. Dan beginnen we in ieder geval met een wit overhemd.) |
5. | Ben: | Das ist gut. Was brauche ich noch? | (Dat is goed. Wat heb ik nog meer nodig?) |
6. | Sarah: | Hier drüben haben wir Jeans. Oder tragen Sie lieber andere Hosen? | (Hier hebben we jeans. Of draagt u liever andere broeken?) |
7. | Ben: | Jeans sind gut. Dann brauche ich noch eine Jacke. | (Jeans zijn goed. Dan heb ik ook nog een jas nodig.) |
8. | Sarah: | Jacken haben wir hier. Brauchen Sie auch Schuhe? | (Jassen hebben we hier. Heeft u ook schoenen nodig?) |
9. | Ben: | Schuhe habe ich genug, aber ich brauche noch Socken. | (Schoenen heb ik genoeg, maar ik heb nog sokken nodig.) |
10. | Sarah: | Socken haben wir im Obergeschoss. | (Sokken hebben we boven.) |
11. | Ben: | Vielen Dank für Ihre Hilfe. | (Hartelijk dank voor uw hulp.) |
Oefening 3: Vragen over de tekst
Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.
1. Was sucht Ben im Geschäft?
(Wat zoekt Ben in de winkel?)2. Welche Hose möchte Ben tragen?
(Welke broek wil Ben dragen?)3. Was muss Ben nicht kaufen?
(Wat hoeft Ben niet te kopen?)4. Wo findet Ben die Socken im Geschäft?
(Waar vindt Ben de sokken in de winkel?)Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken
Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.
- Was sucht Ben im Kleidungsgeschäft?
- Welches Kleidungsstück magst du am liebsten und warum?
- Wie wichtig ist dir die Kleidung bei der Arbeit?
- Kaufst du lieber Kleidung im Geschäft oder online? Warum?