Drei Freunde haben in Berlin einen Dönerladen in Berlin eröffnet und filmen ein Video, um zu zeigen wie man vom Hauptbahnhof dort hinkommt...
Drie vrienden hebben in Berlijn een dönerzaak geopend en maken een video om te laten zien hoe je er vanaf het Hauptbahnhof komt...

Oefening 1: Luistervaardigheid

Instructie: Bekijk de video en herken de woordenschat. Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen.

Woord Vertaling
Entschuldigen Sie? Pardon?
geradeaus rechtdoor
die Ampel het verkeerslicht
die Kreuzung het kruispunt
nach rechts naar rechts
auf der linken Seite aan de linkerkant
Entschuldigung, können Sie mir bitte sagen, wo die Post ist? (Pardon, kunt u mij alstublieft zeggen waar het postkantoor is?)
Gehen Sie geradeaus bis zur Ampel. (Loop rechtdoor tot het verkeerslicht.)
Dann gehen Sie nach links in die Hauptstraße. (Ga daarna linksaf de hoofdstraat in.)
Die Post ist neben der Bank, auf der rechten Seite. (Het postkantoor is naast de bank, aan de rechterkant.)
Danke schön! (Dank u wel!)
Gern geschehen! (Graag gedaan!)

Oefening 2: Dialoog

Instructie: Lees de dialoog en beantwoord de vragen.

Sascha steht nach dem Essen noch vor dem Dönerladen, als er bemerkt, dass er viel zu spät dran ist für seinen Zug...

Sascha staat na het eten nog voor de dönerzaak wanneer hij merkt dat hij veel te laat is voor zijn trein...
1. Sascha: Entschuldigen Sie, können Sie mir kurz sagen, wie spät es ist? (Pardon, kunt u mij even zeggen hoe laat het is?)
2. Kathi: Natürlich, es ist Viertel vor sechs. (Natuurlijk, het is kwart voor zes.)
3. Sascha: Oh nein, ich bin viel zu spät. Mein Zug fährt in sieben Minuten. (Oh nee, ik ben veel te laat. Mijn trein vertrekt over zeven minuten.)
4. Kathi: Wenn Sie jetzt losgehen, schaffen Sie es noch. Zu welcher Haltestelle müssen Sie? (Als u nu vertrekt, haalt u het nog net. Naar welke halte moet u?)
5. Sascha: Zum Hauptbahnhof. Aber ich weiß nicht, wo der ist. (Naar het centraal station. Maar ik weet niet waar dat is.)
6. Kathi: An der nächsten Kreuzung gehen Sie nach rechts, dann geradeaus über den großen Platz. (Bij de volgende kruising gaat u rechts, daarna loopt u rechtdoor over het grote plein.)
7. Sascha: Und dann? (En dan?)
8. Kathi: Dann biegen Sie wieder rechts ab, gehen über die Ampel und laufen links Richtung Stadtzentrum. (Dan slaat u weer rechtsaf, gaat u over het stoplicht en loopt u links richting het stadscentrum.)
9. Sascha: Sehe ich den Bahnhof von dort aus schon? (Zie ik het station daar al?)
10. Kathi: Ja, er ist dann ganz in der Nähe. Beeilen Sie sich! (Ja, dat is dan vlak in de buurt. Haast u!)
11. Sascha: Vielen Dank! (Hartelijk dank!)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Wohin möchte Sascha gehen?

(Waar wil Sascha naartoe?)

2. Was sagt Kathi, wenn Sascha an der Kreuzung ist?

(Wat zegt Kathi als Sascha bij het kruispunt is?)

3. In welche Richtung soll Sascha nach der Ampel gehen?

(Welke kant moet Sascha op na het stoplicht?)

4. Warum muss Sascha sich beeilen?

(Waarom moet Sascha zich haasten?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Beantwoord de vragen en corrigeer ze met je leraar.

  1. Wohin müssen Sie gehen, wenn Sie in Ihrer Stadt jemanden nach dem Weg zum Hauptbahnhof fragen?
  2. Naar wie moet u toe gaan als u in uw stad iemand de weg naar het centraal station wilt vragen?
  3. Wie erklären Sie jemandem, der sich in Ihrer Nachbarschaft nicht auskennt, den Weg zu Ihrem Arbeitsplatz?
  4. Hoe legt u aan iemand die niet bekend is in uw buurt uit hoe hij of zij bij uw werkplek komt?
  5. Hatten Sie schon einmal eine Situation, in der Sie dringend den Weg fragen mussten? Erzählen Sie kurz davon.
  6. Heeft u ooit een situatie meegemaakt waarin u dringend de weg moest vragen? Vertel er kort over.
  7. Welche Hilfsmittel nutzen Sie im Alltag, um sich in einer neuen Stadt zurechtzufinden (z. B. Handy, Fragen an Passanten)?
  8. Welke hulpmiddelen gebruikt u dagelijks om uw weg te vinden in een nieuwe stad (bijvoorbeeld telefoon, vragen aan voorbijgangers)?