In Deutschland hat jede Adresse eine Postleitzahl mit fünf Zahlen. Die Postleitzahl zeigt die Stadt oder Region. Das Video zeigt wie man einen Paketschein schreibt, um ein Paket zu verschicken.
In Duitsland heeft elk adres een postcode met vijf cijfers. De postcode geeft de stad of regio aan. De video laat zien hoe je een pakbon schrijft om een pakket te verzenden.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
die Straße de straat
deine Hausnummer jouw huisnummer
die Postleitzahl de postcode
der Ort de plaats
der Empfänger de ontvanger
die Adresse het adres

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Anna geht zur Post weil sie ein Paket an ihre Tante schicken möchte.

Anna gaat naar het postkantoor omdat ze een pakket naar haar tante wil sturen.
1. Mark: Guten Morgen. (Goedemorgen.)
2. Anna: Guten Tag, können Sie mir bitte helfen, diesen Paketschein auszufüllen? Das Paket ist für meine Tante. (Goedendag, kunt u mij alstublieft helpen dit pakketlabel in te vullen? Het pakket is voor mijn tante.)
3. Mark: Natürlich, was verstehen Sie nicht? (Natuurlijk, wat begrijpt u niet?)
4. Anna: Was muss ich in diese Zeile schreiben? (Wat moet ik in deze regel invullen?)
5. Mark: In die Zeile schreiben Sie den Vor- und Nachnamen Ihrer Tante. (In deze regel schrijft u de voor- en achternaam van uw tante.)
6. Anna: Was schreibe ich in die nächste Zeile? (Wat schrijf ik in de volgende regel?)
7. Mark: In die nächste Zeile schreiben Sie die Postleitzahl und den Ort Ihrer Tante. (In de volgende regel schrijft u de postcode en de plaats van uw tante.)
8. Anna: Und was kommt in die Zeile darunter? (En wat komt er in de regel eronder?)
9. Mark: Dort schreiben Sie die Straße und die Hausnummer. (Daar schrijft u de straatnaam en het huisnummer.)
10. Anna: Wie kann ich sicher sein, dass meine Tante das Paket bekommt? (Hoe kan ik zeker weten dat mijn tante het pakket krijgt?)
11. Mark: Bitte geben Sie Ihre Telefonnummer mit Vorwahl an. (Geef alstublieft uw telefoonnummer met netnummer op.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Für wen ist das Paket, das Anna verschicken möchte?

(Voor wie is het pakket dat Anna wil versturen?)

2. Was soll Anna in die erste Zeile des Paketscheins schreiben?

(Wat moet Anna op de eerste regel van het pakketformulier schrijven?)

3. Welche Informationen schreibt Anna in die Zeile unter der Adresse?

(Welke informatie schrijft Anna op de regel onder het adres?)

4. Wie kann Anna sicherstellen, dass ihre Tante das Paket erhält?

(Hoe kan Anna ervoor zorgen dat haar tante het pakket ontvangt?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Wem schicken Sie ein Paket und warum?
  2. Aan wie verstuurt u een pakket en waarom?
  3. Welche Adresse schreiben Sie zuerst auf den Paketschein?
  4. Welk adres schrijft u als eerste op het pakketlabel?
  5. Wie können Sie sicherstellen, dass der Empfänger Sie kontaktieren kann?
  6. Hoe kunt u ervoor zorgen dat de ontvanger contact met u kan opnemen?
  7. Haben Sie schon einmal einen Paketschein ausgefüllt? Erzählen Sie kurz davon.
  8. Heeft u ooit een pakketlabel ingevuld? Vertel er kort over.