Leer de basisprincipes van de vervoeging van regelmatige werkwoorden in de Duitse indicatief. Deze les behandelt de uitgangspatronen voor verschillende persoonsvormen, speciale regels voor werkwoorden die eindigen op -d, -t, -s, -ß, -x en -z, en biedt voorbeelden zoals 'ich kaufe' en 'du arbeitest'. Daarnaast worden relevante verschillen met het Nederlands toegelicht voor een beter begrip van de Duitse grammatica op A1-niveau.
Regelmäßige Verben (Regelmatige werkwoorden)
Ich kaufe | Wir kaufen |
Du kaufst | Ihr kauft |
Er/Sie/Es kauft | Sie kaufen |
Uitzonderingen!
- Werkwoorden op -d of -t (bijvoorbeeld werken): → Bij „du“, „er/sie/es“ en „ihr“ wordt een -e- toegevoegd om de uitspraak te vergemakkelijken -> du werkest, er werket, ihr werket
- Werkwoorden op -s, -ß, -x, -z (bijv. heißen): → Bij „du“ valt de extra -s van de uitgang weg: du heißt (niet heißst)
Oefening 1: Konjugation der regelmäßigen Verben im Indikativ
Instructie: Vul het juiste woord in.
sagt, kommen, heiße, verstehen, heißt, zählt, sagst, versteht
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ___ Vater ist Ingenieur und arbeitet in einem Büro.
(___ vader is ingenieur en werkt in een kantoor.)2. ___ Schwester kauft oft frisches Obst auf dem Markt.
(___ zus koopt vaak vers fruit op de markt.)3. ___ Hund heißt Max und ist sehr freundlich.
(___ hond heet Max en is erg vriendelijk.)4. Er kauft ___ Zeitung immer morgens an der Ecke.
(Hij koopt ___ krant altijd ’s ochtends op de hoek.)5. Ich besuche morgen ___ Großeltern in Berlin.
(Ik bezoek morgen ___ grootouders in Berlijn.)6. ___ Kind spielt gerne im Park neben dem Haus.
(___ kind speelt graag in het park naast het huis.)