Leer de konjugatie van regelmatig werkwoorden in de tegenwoordige tijd, zoals "ich kaufe" en "du kaufst". Let op de uitspraakregels bij werkwoorden op -d/-t en bijzondere gevallen als "du heißt" zonder extra -s.
| ich kaufe (ik koope) | wir kaufen (wij koopen) |
| du kaufst (je koopt) | ihr kauft (jullie koopt) |
| er/sie/es kauft (hij/zij/het koopt) | sie kaufen (zij koopen) |
Uitzonderingen!
- Werkwoorden op -d of -t (bijvoorbeeld werken): → Bij „du“, „er/sie/es“ en „ihr“ wordt een -e- toegevoegd om de uitspraak te vergemakkelijken -> du werkest, er werket, ihr werket
- Werkwoorden op -s, -ß, -x, -z (bijv. heißen): → Bij „du“ valt de extra -s van de uitgang weg: du heißt (niet heißst)
Oefening 1: Vervoeging van de regelmatige werkwoorden in de indicatief
Instructie: Vul het juiste woord in.
kommen, sagst, kommen , sagt, versteht, heiße, verstehen, zählt
Oefening 2: Dialoog voltooiing
Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing
1. ___ Vater ist Ingenieur und arbeitet in einem Büro.
( ___ vader is ingenieur en werkt in een kantoor.)2. ___ Schwester kauft oft frisches Obst auf dem Markt.
( ___ zus koopt vaak vers fruit op de markt.)3. ___ Hund heißt Max und ist sehr freundlich.
( ___ hond heet Max en is erg vriendelijk.)4. Er kauft ___ Zeitung immer morgens an der Ecke.
( Hij koopt ___ krant altijd ’s ochtends op de hoek.)5. Ich besuche morgen ___ Großeltern in Berlin.
( Ik bezoek morgen ___ grootouders in Berlijn.)6. ___ Kind spielt gerne im Park neben dem Haus.
( ___ kind speelt graag in het park naast het huis.)