Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Deze les behandelt het Duitse werkwoord „gefallen” voor het uitdrukken van voorkeuren en afkeuren. Leer hoe je met indirecte voornaamwoorden zoals „mir”, „dir” zinnen maakt om aan te geven wat je leuk vindt of juist niet, bijvoorbeeld „Mir gefällt das grüne Hemd”. De les is gericht op A1-niveau en helpt je de juiste vervoeging van „gefallen” in de derde persoon te gebruiken en de verschillen met het Nederlands te begrijpen.
  1. Vervoeging in de derde persoon: Het werkwoord "gefallen" wordt altijd in de derde persoon enkelvoud of meervoud vervoegd, omdat het het onderwerp beschrijft dat iemand aanspreekt.
  2. De zin wordt gevormd met de persoonlijke voornaamwoorden in de derde naamval "mir", "dir", "ihm", "uns", "euch", "ihnen".
Ausdruck (Uitdrukking)Verb (Vervoegen)Beispiel (voorbeeld)
Positiv (Positief)GefallenMir gefällt das gelbe T-Shirt.
Dir gefallen die schwarzen Schuhe.
Ihm / Ihr gefällt der blaue Anzug.
Negativ (Negatief)Nicht gefallenUns gefallen die gelben Taschen nicht.
Euch gefällt die graue Hose nicht.
Ihnen gefallen die roten Hüte nicht. 

Oefening 1: Vorlieben und Abneigungen: Mir gefällt (nicht)...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Mir, Dir, Ihm, Euch, gefallen, Uns, Ihnen, Ihr, gefällt

1. Ihr:
... ... die lila Taschen.
(Jij vindt de paarse tassen leuk.)
2. Sie (Plural):
... ... die schwarze Lederjacke nicht.
(U vindt het zwarte leren jack niet leuk.)
3. Er:
... ... die modernen Schuhe.
(Hij houdt van de moderne schoenen.)
4. Sie (Singular):
... ... das schöne Kleid.
(Jij vindt de mooie jurk leuk.)
5. Wir:
... ... die gelben Röcke.
(Ik vind de gele rokken leuk.)
6. Du:
... ... die blauen Hemden.
(Je houdt van de blauwe hemden.)
7. Ich:
... ... deine neue Kleidung.
(Ik vind je nieuwe kleding leuk.)
8. Er:
... ... der rosa Hut.
(Hij vindt de roze hoed leuk.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Mir _____ das grüne Hemd sehr gut.

(Ik _____ het groene overhemd erg mooi.)

2. Dir _____ die blauen Schuhe nicht.

(Jij _____ de blauwe schoenen niet mooi.)

3. Ihm _____ der rote Mantel nicht.

(Hij _____ de rode jas niet mooi.)

4. Uns _____ die gelben Taschen sehr gut.

(Wij _____ de gele tassen erg mooi.)

5. Euch _____ die schwarze Jacke nicht.

(Jullie _____ het zwarte jack niet mooi.)

6. Ihnen _____ die roten Hüte sehr gut.

(Zij _____ de rode hoeden erg mooi.)

Voorzetsels van voorkeur en afkeer: Mir gefällt (nicht)...

In deze les leer je hoe je in het Duits kunt uitdrukken of je iets leuk vindt of juist niet. Het centrale werkwoord is „gefallen”, wat betekent „aanstaan” of „leuk vinden”. Dit werkwoord gebruik je om voorkeuren en afkeuren uit te drukken, bijvoorbeeld: Mir gefällt das gelbe T-Shirt (Ik vind het gele T-shirt leuk).

Belangrijke punten over het werkwoord „gefallen”

  • Het werkwoord wordt altijd in de derde persoon vervoegd, omdat het onderwerp het ding is dat iemand aanspreekt of niet.
  • Je gebruikt daarvoor de indirecte voornaamwoorden als „mir”, „dir”, „ihm” enzovoort om aan te geven wie iets leuk vindt.
  • Voor het uitdrukken van iets wat je niet leuk vindt, gebruik je „nicht gefallen”. Bijvoorbeeld: Euch gefällt die graue Hose nicht (Jullie vinden de grijze broek niet leuk).

Praktische voorbeelden

Je krijgt zinnen als „Mir gefällt das grüne Hemd sehr gut” (Ik vind het groene overhemd erg leuk) en „Ihm gefällt der rote Mantel nicht” (Hij vindt de rode jas niet leuk) om te oefenen. Let op dat het werkwoord altijd overeenkomt met het onderwerp in enkelvoud of meervoud: „das Hemd” (enkelvoud) versus „die Taschen” (meervoud).

Verschillen tussen Duits en Nederlands

In het Nederlands gebruik je vaak het werkwoord „houden van” of „leuk vinden”, terwijl het Duits hier specifiek „gefallen” gebruikt met een omgekeerde constructie. In het Duits is het belangrijk om het indirecte voornaamwoord (zoals „mir” of „dir”) correct te gebruiken, wat in het Nederlands direct „ik”, „jij” zou zijn. Bijvoorbeeld: „Mir gefällt das Hemd” wordt letterlijk vertaald als „Aan mij bevalt het overhemd”. Dit vergt enige oefening bij Nederlandse sprekers.

Handige woorden die je kunt onthouden zijn:

  • mir – aan mij
  • dir – aan jou
  • gefallen – bevallen (leuk vinden)
  • nicht gefallen – niet leuk vinden

Met deze kennis kun je je voorkeuren in het Duits beleefd en correct uitdrukken, essentieel voor dagelijkse gesprekken en het leren van de taal.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

dinsdag, 15/07/2025 00:19