Deze les behandelt het Duitse werkwoord „gefallen” voor het uitdrukken van voorkeuren en afkeuren. Leer hoe je met indirecte voornaamwoorden zoals „mir”, „dir” zinnen maakt om aan te geven wat je leuk vindt of juist niet, bijvoorbeeld „Mir gefällt das grüne Hemd”. De les is gericht op A1-niveau en helpt je de juiste vervoeging van „gefallen” in de derde persoon te gebruiken en de verschillen met het Nederlands te begrijpen.
- Vervoeging in de derde persoon: Het werkwoord "gefallen" wordt altijd in de derde persoon enkelvoud of meervoud vervoegd, omdat het het onderwerp beschrijft dat iemand aanspreekt.
- De zin wordt gevormd met de persoonlijke voornaamwoorden in de derde naamval "mir", "dir", "ihm", "uns", "euch", "ihnen".
Ausdruck (Uitdrukking) | Verb (Vervoegen) | Beispiel (voorbeeld) |
---|---|---|
Positiv (Positief) | Gefallen | Mir gefällt das gelbe T-Shirt. |
Dir gefallen die schwarzen Schuhe. | ||
Ihm / Ihr gefällt der blaue Anzug. | ||
Negativ (Negatief) | Nicht gefallen | Uns gefallen die gelben Taschen nicht. |
Euch gefällt die graue Hose nicht. | ||
Ihnen gefallen die roten Hüte nicht. |
Oefening 1: Vorlieben und Abneigungen: Mir gefällt (nicht)...
Instructie: Vul het juiste woord in.
Mir, Dir, Ihm, Euch, gefallen, Uns, Ihnen, Ihr, gefällt
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Mir _____ das grüne Hemd sehr gut.
(Ik _____ het groene overhemd erg mooi.)2. Dir _____ die blauen Schuhe nicht.
(Jij _____ de blauwe schoenen niet mooi.)3. Ihm _____ der rote Mantel nicht.
(Hij _____ de rode jas niet mooi.)4. Uns _____ die gelben Taschen sehr gut.
(Wij _____ de gele tassen erg mooi.)5. Euch _____ die schwarze Jacke nicht.
(Jullie _____ het zwarte jack niet mooi.)6. Ihnen _____ die roten Hüte sehr gut.
(Zij _____ de rode hoeden erg mooi.)