Directives pédagogiques +/- 15 minutes
Découvrez quand ne pas utiliser d'article en néerlandais avec des mots-clés comme 'kinderen' (enfants), 'Piet Jansen' (nom), 'Amsterdam' (ville), 'water' et 'agent' (métier), pour parler naturellement et correctement.
Gebruik (Utilisation) | Voorbeelden (Exemples) |
---|---|
Meervoud (Pluriel) | Daar lopen kinderen. (Là-bas courent des enfants.) |
Namen van personen (Noms de personnes) | Zijn naam is Piet Jansen. (Son nom est Piet Jansen.) |
Namen van landen, eilanden, provincies, steden en dorpen (Noms de pays, d’îles, de provinces, de villes et de villages) | Ik woon in Amsterdam. (J'habite à Amsterdam.) |
Vaste uitdrukkingen (Expressions figées) |
op straat (dans la rue) |
Maanden en dagen (Mois et jours) | In juli ga ik op vakantie. (En juillet, je pars en vacances.) |
Niet-telbare zelfstandige naamwoorden (Noms communs non dénombrables) | Zij drinkt water. (Elle boit de l'eau.) |
Beroepen (Métiers) | Mijn vader is agent. (Mon père est agent.) |
Nationaliteiten zonder lidwoord (Nationalités sans article) | John is Engelsman. (John est Anglais.) |
Exercice 1: Wanneer geen artikel gebruiken
Instruction: Remplissez le mot correct.
de, een, /
Exercice 2: Choix multiple
Instruction: Choisissez la phrase correcte sans article selon les règles du néerlandais.