Deze les behandelt essentiële Spaanse bijvoeglijke naamwoorden zoals bonito, feo, bueno, malo, fuerte en débil. Leer hoe je uiterlijk, algemene kwaliteiten en intensiteit correct beschrijft in het Spaans. De les bevat voorbeelden en tips om deze bijvoeglijke naamwoorden op de juiste manier te gebruiken, met aandacht voor verschillen tussen het Spaans en Nederlands.
- Gebruik bonito en feo om het uiterlijk te beschrijven.
- Gebruik bueno en malo om iets in algemene termen te beoordelen.
- Gebruik fuerte en débil voor graden van intensiteit.
Adjetivo (Bijvoeglijk naamwoord) | Ejemplo (Voorbeeld) |
---|---|
Bonito (Mooi) | El color del pasaporte es muy bonito. (De kleur van het paspoort is erg mooi.) |
Feo (Lelijk) | El piloto es feo. (De piloot is lelijk.) |
Bueno (Goed) | El vuelo ha sido bueno. (De vlucht is goed geweest.) |
Malo (Slecht) | La instrucción ha sido mala. (De instructie is slecht.) |
Fuerte (Sterk) | El cinturón de seguridad está fuerte. (De veiligheidsgordel is sterk.) |
Débil (Zwak) | El audio es débil. (De audio is zwak.) |
Oefening 1: Adjectives: "Bonito", "Feo", "Bueno", "Malo", etc ...
Instructie: Vul het juiste woord in.
malo, bonito, bueno, fuerte, débil
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste zin die de bijvoeglijke naamwoorden correct gebruikt om typische situaties op de luchthaven en in het vliegtuig te beschrijven.