Leer los pronombres reflexivos "conmigo", "contigo" y "consigo", combinaciones de "con" + "mí", "ti" y "sí"; ejemplos: "Él vino conmigo", "¿Quieres ir contigo?" enseñan cómo expresar compañía en acciones.
  1. "Conmigo", "contigo" en "consigo" worden gebruikt om uit te drukken dat een handeling samen met een andere persoon wordt uitgevoerd. Ze worden gevormd door de voorzetsel "con" te combineren met de voornaamwoorden "mí" (van yo), "ti" (van tú) en sí (él).
  2. De voornaamwoorden mí, sí en ti staan na de voorzetsels.
Fórmula (Formule)Frases  (Zinnen)
Yo (mí) -> con + --> conmigoÉl se fue al campo (Hij ging naar het platteland.) conmigo.
Tu (ti) -> con + ti  -> contigo Quería ir contigo a alimentar las vacas.  (Ik wilde met jou meegaan om de koeien te voeren.)
Él / Ella (sí) -> con + -> consigoEl niño llevó pan consigo en la granja. (De jongen bracht brood mee op de boerderij.)

Uitzonderingen!

  1. Deze voornaamwoorden bestaan alleen in het enkelvoud, voor de meervoudige voornaamwoorden wordt gebruikgemaakt van "con nosotros", "con vosotros", "con ellos".

Oefening 1: De reflexieve voornaamwoorden: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti", "Sí"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

conmigo, contigo, consigo

1. Ella:
: La araña construyó su tela ... en el establo.
(: La araña construyó su tela consigo en el establo.)
2. Yo:
: La cabra cruzó el campo ... sin miedo.
(: La cabra cruzó el campo conmigo sin miedo.)
3. Ella:
: La vaca descansó bajo un árbol ... misma."
(: La vaca descansó bajo un árbol consigo misma.")
4. Ella:
: La vaca descansó bajo un árbol ... misma.
(: La vaca descansó bajo un árbol consigo misma.)
5. Tú:
: ¿Puedo ir ... a alimentar al cerdo?
(: ¿Puedo ir contigo a alimentar al cerdo?)
6. Él:
: El cordero llevó algo de hierba ....
(: El cordero llevó algo de hierba consigo.)
7. Tú:
: El agricultor quiere trabajar ... en la granja.
(: El agricultor quiere trabajar contigo en la granja.)
8. Él:
: El cerdo encontró comida y se quedó ... todo el día.
(: El cerdo encontró comida y se quedó consigo todo el día.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Selecteer de juiste zin die de wederkerige voornaamwoorden 'conmigo', 'contigo', 'sí', 'mí' en 'ti' correct gebruikt in de context van gedeelde of wederkerige handelingen, om hun juiste gebruik in dagelijkse situaties gerelateerd aan het platteland en het boerenleven te oefenen.

1.
Onjuist. Hoewel deze zin grammaticaal correct is, vermijden we in deze oefening het herhalen van de correcte vorm die elders gebruikt wordt.
Onjuist. Je zegt geen 'con mí', maar 'conmigo' om gezelschap met mij aan te duiden.
2.
Onjuist. De correcte vorm is 'consigo' aan elkaar, niet 'con sí' los geschreven.
3.
Onjuist gebruik van 'conmigo' hier, omdat de handeling niet met mijzelf wordt uitgevoerd maar waarschijnlijk samen met iemand anders, waarvoor 'contigo' gebruikt zou worden.
Onjuist. 'Contigo' wordt gebruikt voor 'jij', niet om te verwijzen naar de persoon die zichzelf begeleidt.
4.
Hoewel grammaticaal correct, is dit geen wederkerend voornaamwoord; het functioneert hier als meewerkend voorwerp, wat niet past bij het doel van de oefening.

Los pronombres reflexivos: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti", "Sí"

In deze les leer je over speciale Spaanse voornaamwoorden die samen met de voorzetsel "con" (met) worden gebruikt om aan te geven met wie een handeling wordt uitgevoerd. Deze voornaamwoorden heten reflectieve (of wederkerige) voornaamwoorden en zijn erg belangrijk om duidelijkheid te geven in dagelijkse gesprekken, vooral als je wilt zeggen dat iets samen met jezelf of met iemand anders gebeurt.

Wat leer je in deze les?

  • De vorming van de pronombres reflexivos met "con": je combineert "con" met de voornaamwoorden , ti en om de woorden conmigo, contigo en consigo te vormen.
  • Hoe je deze woorden correct gebruikt in zinnen: bijvoorbeeld "Él se fue al campo conmigo", wat betekent dat hij samen met mij naar het veld ging.
  • Wanneer en waarom je deze vormen gebruikt in plaats van losse voorzetsel + voornaamwoord combinaties.

Belangrijke voorbeelden en hun betekenis

  • Yo (mí) + con = conmigo: "Él se fue al campo conmigo." (Hij ging met mij naar het veld)
  • Tú (ti) + con = contigo: "Quería ir contigo a alimentar las vacas." (Ik wilde met jou naar de koeien gaan om ze te voeren)
  • Él/Ella (sí) + con = consigo: "El niño llevó pan consigo en la granja." (Het kind nam brood mee voor zichzelf op de boerderij)

Belangrijk om te weten

De persoonlijke voornaamwoorden , ti en staan altijd na een voorzetsel, zoals con. Voor meervoud gebruik je andere constructies zoals con nosotros (met ons), con vosotros (met jullie) of con ellos (met hen).

Verschillen tussen Nederlands en Spaans in deze context

In het Nederlands gebruik je vaak de voorzetselcombinatie "met mij", "met jou", "met hem/haar" zonder speciale samenvattende vormen zoals conmigo. Het Spaans heeft hiervoor specifieke samengestelde woorden die niet uit losse delen bestaan. Dit maakt het gebruik van deze woorden natuurlijker en duidelijker in gesprekken. Let op dat "sí" als persoonlijk voornaamwoord in deze context verwijst naar "zichzelf" en niet naar de affirmatie "ja".

Handige woorden en zinnen

  • Conmigo: met mij
  • Contigo: met jou
  • Consigo: met zichzelf (hij/zij/hetzelf)
  • Voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord na voorzetsel:
    - "de mí" (van mij)
    - "para ti" (voor jou)
    - "por sí" (voor zichzelf)

Deze les helpt je deze bijzondere combinaties te herkennen en correct te gebruiken in dagelijkse situaties, zoals praten over gezelschap of het meebrengen van iets samen met iemand.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Alessia Calcagni

Talen voor communicatie in internationale ondernemingen en organisaties

Università degli Studi di Modena e Reggio Emilia

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

zaterdag, 29/11/2025 18:00