Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer de Spaanse wederkerige voornaamwoorden "conmigo", "contigo" en "consigo" gebruiken die uitdrukken met wie een handeling wordt uitgevoerd. Ontdek hoe ze zijn samengesteld uit "con" en de voornaamwoorden "mí", "ti" en "sí". Begrijp de verschillen met het Nederlands en zie praktische voorbeelden uit het dagelijkse leven op het platteland.
  1. "Conmigo", "contigo" en "consigo" worden gebruikt om uit te drukken dat een handeling samen met een andere persoon wordt uitgevoerd. Ze worden gevormd door de voorzetsel "con" te combineren met de voornaamwoorden "mí" (van yo), "ti" (van tú) en sí (él).
  2. De voornaamwoorden mí, sí en ti staan na de voorzetsels.
Fórmula (Formule)Frases  (Zinnen)
Yo (mí) -> con + --> conmigoÉl se fue al campo (Hij ging naar het platteland.) conmigo.
Tu (ti) -> con + ti  -> contigo Quería ir contigo a alimentar las vacas.  (Ik wilde met jou meegaan om de koeien te voeren.)
Él / Ella (sí) -> con + -> consigoEl niño llevó pan consigo en la granja. (De jongen bracht brood mee op de boerderij.)

Uitzonderingen!

  1. Deze voornaamwoorden bestaan alleen in het enkelvoud, voor de meervoudige voornaamwoorden wordt gebruikgemaakt van "con nosotros", "con vosotros", "con ellos".

Oefening 1: Los pronombres reflexivos: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti', "Sí"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

conmigo, consigo, contigo

1. Tú:
: El caballo quiere correr ... al aire libre.
(Het paard wil met jou buitenrennen.)
2. Yo:
: El toro caminó ... entre la hierba alta.
(De stier liep met mij tussen het hoge gras.)
3. Ella:
: La vaca descansó bajo un árbol ... misma.
(De koe rustte onder een boom met zichzelf.)
4. Él:
: El cerdo encontró comida y se quedó ... todo el día.
(Het varken vond eten en bleef de hele dag bij zich.)
5. Yo:
: La cabra cruzó el campo ... sin miedo.
(De geit liep zonder angst met mij over het veld.)
6. Ella:
: La araña construyó su tela ... en el establo.
(De spin bouwde haar web bij zich in de stal.)
7. Tú:
: ¿Puedo ir ... a alimentar al cerdo?
(Mag ik met je mee gaan om het varken te voeren?)
8. Tú:
: El agricultor quiere trabajar ... en la granja.
(De boer wil met jou op de boerderij werken.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Selecteer de juiste zin die de wederkerige voornaamwoorden 'met mij', 'met jou', 'zichzelf', 'mij' en 'jou' correct gebruikt in de context van gedeelde of wederkerige handelingen, om het juiste gebruik ervan te oefenen in alledaagse situaties die verband houden met het platteland en het landelijke leven.

1.
Onjuist. Hoewel deze zin grammaticaal correct is, wordt in deze oefening vermeden om de correct gebruikte vorm die bij een andere optie voorkomt te herhalen.
Onjuist. Je zegt niet 'met mij', maar 'met mij samen' (in het Spaans 'conmigo') om gezelschap met mij aan te duiden.
2.
Onjuist. De juiste vorm is 'met zich mee' aan elkaar geschreven, niet 'met zichzelf' los geschreven.
3.
Onjuist gebruik van 'met mij' hier, omdat de handeling niet door mezelf wordt uitgevoerd maar waarschijnlijk samen met een ander, waarvoor 'met jou' gebruikt zou worden.
Onjuist. 'Met jou' (Spaans 'contigo') wordt gebruikt voor 'jij', niet om te verwijzen naar de spreker die zichzelf vergezeld.
4.
Hoewel grammaticaal correct, is dit geen wederkerend voornaamwoord; hier functioneert het als indirect object, wat niet overeenkomt met het doel van de oefening.

Los pronombres reflexivos: "Conmigo", "Contigo", "Mí", "Ti", "Sí"

In deze les leer je hoe je de Spaanse wederkerige voornaamwoorden "conmigo", "contigo" en "consigo" correct gebruikt. Deze woorden zijn samengesteld uit de voorzetsel "con" (met) en de persoonlijke voornaamwoorden "mí", "ti" en "sí". Ze drukken uit dat een handeling samen met iemand anders wordt uitgevoerd of betrekking heeft op zichzelf.

Basisstructuren en voorbeelden

  • con + mí =  conmigo – bijvoorbeeld: "Él se fue al campo conmigo." (Hij ging met mij mee naar het platteland.)
  • con + ti =  contigo – bijvoorbeeld: "Quería ir contigo a alimentar las vacas." (Ik wilde met jou de koeien voeren.)
  • con + sí =  consigo – bijvoorbeeld: "El niño llevó pan consigo en la granja." (Het kind nam brood mee voor zichzelf op de boerderij.)

Let op dat "mí", "ti" en "sí" direct na een voorzetsel staan en alleen in het enkelvoud voorkomen. Voor het meervoud gebruikt men uitdrukkingen als "con nosotros" (met ons) en "con ellos" (met hen).

Belangrijke kenmerken

  • Deze pronomen verbinden de actie met een persoon.
  • Ze helpen om duidelijkheid te geven over met wie iets gebeurt.
  • Hun gebruik wijkt af van het Nederlands, waar vaak gewoon "met mij", "met jou" wordt gebruikt, zonder speciale samenvoegingen.

Differences with Dutch

In tegenstelling tot het Nederlands, waar de voorzetsel en het persoonlijk voornaamwoord apart blijven (zoals "met mij", "met jou"), worden in het Spaans deze woorden samengevoegd tot een nieuw woord zoals "conmigo". Ook beschikt het Spaans over het construct "consigo" voor "met zichzelf", wat in het Nederlands minder gebruikelijk is en meestal vermeden wordt door een andere formulering.

Handige woorden & uitdrukkingen:

  • conmigo – met mij
  • contigo – met jou
  • consigo – met zichzelf
  • con nosotros – met ons
  • con ellos – met hen

Door deze les goed te begrijpen, kun je natuurlijkere en correctere zinnen maken bij het beschrijven van acties die je samen met iemand anders uitvoert of die betrekking hebben op jezelf.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Alessia Calcagni

Talen voor communicatie in internationale ondernemingen en organisaties

Università degli Studi di Modena e Reggio Emilia

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

dinsdag, 15/07/2025 14:10