A2.21: Op zondag een wandeling maken.

Ir a dar un paseo el domingo.

Deze les helpt je een wandeling op zondag in het Spaans te plannen en te bespreken, met focus op natuurgebieden zoals de Pyreneeën en Sierra Nevada. Je oefent positieve en negatieve uitdrukkingen en leert belangrijke werkwoorden in de verleden tijd gebruiken, zodat je effectief kunt communiceren over plannen, ervaringen en benodigdheden tijdens het wandelen.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A2.21.1 Diálogo

Un buen plan para el finde

Een goed plan voor het weekend


A2.21.2 Cultura

Los Pirineos y la Sierra Nevada

De Pyreneeën en de Sierra Nevada


Woordenschat (19)

 El lago: Het meer (Spaans)

El lago

Show

Het meer Show

 El bosque: Het bos (Spaans)

El bosque

Show

Het bos Show

 La montaña: De berg (Spaans)

La montaña

Show

De berg Show

 El río: De rivier (Spaans)

El río

Show

De rivier Show

 La cascada: De waterval (Spaans)

La cascada

Show

De waterval Show

 Caminar (lopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Caminar

Show

Lopen Show

 Describir (beschrijving) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Describir

Show

Beschrijving Show

 Subir (omhooggaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Subir

Show

Omhooggaan Show

 Hacer senderismo: wandelen (Spaans)

Hacer senderismo

Show

Wandelen Show

 Las botas de montaña: de bergschoenen (Spaans)

Las botas de montaña

Show

De bergschoenen Show

 El camino: De weg (Spaans)

El camino

Show

De weg Show

 La ruta: De route (Spaans)

La ruta

Show

De route Show

 La vista: het uitzicht (Spaans)

La vista

Show

Het uitzicht Show

 El pico: De top (Spaans)

El pico

Show

De top Show

 Cómodo: Comfortabel (Spaans)

Cómodo

Show

Comfortabel Show

 Ligero: licht (Spaans)

Ligero

Show

Licht Show

 Pesado: zwaar (Spaans)

Pesado

Show

Zwaar Show

 Ir de excursión: Op excursie gaan (Spaans)

Ir de excursión

Show

Op excursie gaan Show

 La costa: De kust (Spaans)

La costa

Show

De kust Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Subir


Omhooggaan

2

La costa


De kust

3

El camino


De weg

4

La vista


Het uitzicht

5

El bosque


Het bos

Ejercicio 2: Gespreksoefening

Instrucción:

  1. Hou je van wandelen? Waarom wel of waarom niet? (Hou je van wandelen? Waarom wel of waarom niet?)
  2. Welke kleding en hulpmiddelen neem je mee als je gaat wandelen? (Welke kleding en gereedschap neem je mee als je gaat wandelen?)
  3. In welk land wil je gaan wandelen? (In welk land wil je gaan wandelen?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Me gusta hacer senderismo porque la naturaleza es hermosa. Disfruto de los lagos y picos de montaña con nieve.

Ik hou van wandelen omdat de natuur mooi is. Ik geniet van bergmeren en toppen met sneeuw.

Me gusta hacer senderismo cuando hay un buen camino.

Ik houd van wandelen als er een goed pad is.

No me gusta hacer senderismo porque las caminatas son largas y agotadoras.

Ik houd niet van wandelen omdat wandelingen lang en vermoeiend zijn.

Es muy importante llevar agua, una buena mochila y ropa adecuada.

Het is erg belangrijk om water, een goede rugzak en goede kleding mee te nemen.

Tienes que llevar botas de senderismo cómodas y bastones de caminar.

Je moet comfortabele wandelschoenen en wandelstokken hebben.

Voy a menudo de excursión a países con montañas altas como España, Francia o Suiza.

Ik ga vaak wandelen in landen met hoge bergen zoals Spanje, Frankrijk of Zwitserland.

...

Oefening 3: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 4: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. El domingo pasado, ___ a caminar por el bosque cerca del río.

(Afgelopen zondag zijn we ___ gaan wandelen door het bos bij de rivier.)

2. Durante la caminata, ___ los músculos en un refugio muy cómodo.

(Tijdens de wandeling ___ we de spieren ontspannen in een zeer comfortabel onderkomen.)

3. Mañana, ___ por la montaña para disfrutar de las vistas impresionantes.

(Morgen zal ik ___ door de bergen wandelen om van het indrukwekkende uitzicht te genieten.)

4. Creo que ___ el pico más alto será un desafío, pero estará bien hacerlo juntos.

(Ik denk dat ___ de hoogste top beklimmen een uitdaging zal zijn, maar het zal goed zijn om het samen te doen.)

Oefening 5: Wandelen op zondag

Instructie:

El domingo pasado, nosotros (Ir - Pretérito indefinido) al parque natural que está cerca de la ciudad. Mis amigos y yo (Andar - Pretérito indefinido) durante dos horas por la ruta del lago y el bosque. Yo en realidad (Relajarse - Pretérito indefinido) mucho al disfrutar la vista de las montañas y escuchar el río. Antes de salir, tú (Ir - Pretérito indefinido) a casa para preparar las botas de montaña y una comida ligera. Todos coincidimos en que caminar en esos lugares (Estar - Pretérito indefinido) bien para mejorar la salud. ¡Qué bien que también aprendimos a describir el paisaje!


Afgelopen zondag gingen wij naar het natuurpark dat dicht bij de stad ligt. Mijn vrienden en ik hebben twee uur gewandeld langs de route van het meer en het bos. Ik heb me eigenlijk heel erg ontspannen terwijl ik van het uitzicht op de bergen genoot en naar de rivier luisterde. Voordat je vertrok, ging jij naar huis om de bergschoenen en een lichte maaltijd klaar te maken. We waren het er allemaal over eens dat wandelen op die plekken goed was voor het verbeteren van de gezondheid. Wat fijn dat we ook leerden om het landschap te beschrijven!

Werkwoordschema's

Ir - Gaan

Pretérito indefinido

  • yo fui
  • tú fuiste
  • él/ella/Ud. fue
  • nosotros/nosotras fuimos
  • vosotros/vosotras fuisteis
  • ellos/ellas/Uds. fueron

Andar - Lopen

Pretérito indefinido

  • yo anduve
  • tú anduviste
  • él/ella/Ud. anduvo
  • nosotros/nosotras anduvimos
  • vosotros/vosotras anduvisteis
  • ellos/ellas/Uds. anduvieron

Relajarse - Zich ontspannen

Pretérito indefinido

  • yo me relajé
  • tú te relajaste
  • él/ella/Ud. se relajó
  • nosotros/nosotras nos relajamos
  • vosotros/vosotras os relajasteis
  • ellos/ellas/Uds. se relajaron

Estar - Zijn

Pretérito indefinido

  • yo estuve
  • tú estuviste
  • él/ella/Ud. estuvo
  • nosotros/nosotras estuvimos
  • vosotros/vosotras estuvisteis
  • ellos/ellas/Uds. estuvieron

Oefening 6: Expresar lo positivo y lo negativo: "Bien/ Bueno, Mal/ Malo"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Positief en negatief uitdrukken: "Bien/ Bueno, Mal/ Malo"

Toon vertaling Toon antwoorden

¡Qué mal!, es malo, Está bien, está mal, es bueno, Es bueno

1. Negativo :
El senderismo era peligroso y eso ....
(Wandelen was gevaarlijk en dat is slecht.)
2. Positivo:
: ... relajarse junto al lago después de subir
(Het is goed om te ontspannen bij het meer na het klimmen)
3. Positivo :
Caminar por el bosque ... para relajarse.
(Wandelen in het bos is goed om te ontspannen.)
4. Positivo:
: ... esperar la amanecer aquí en el lago.
(Het is goed om hier bij het meer op te wachten tot de zonsopgang.)
5. Negativo:
: No seguir el camino marcado ....
(Het is slecht om het aangegeven pad niet te volgen.)
6. Positivo:
: ... hacer algo que te guste un domingo por la mañana
(Het is goed om iets te doen wat je leuk vindt op een zondagmorgen.)
7. Negativo :
Subir la montaña sin agua ... para la salud.
(De berg beklimmen zonder water is slecht voor de gezondheid.)
8. Negativo :
... Me olvidé las botas de montaña.
(Wat balen! Ik ben mijn bergschoenen vergeten.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.21.3 Gramática

Expresar lo positivo y lo negativo: "Bien/ Bueno, Mal/ Malo"

Positief en negatief uitdrukken: "Bien/ Bueno, Mal/ Malo"


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ir gaan

Pretérito indefinido

Spaans Nederlands
(yo) fui ik ging
(tú) fuiste jij ging
(él/ella) fue hij/zij ging
(nosotros/nosotras) fuimos wij gingen
(vosotros/vosotras) fuisteis jullie gingen
(ellos/ellas) fueron zij gingen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Relajarse zich ontspannen

Pretérito indefinido

Spaans Nederlands
(yo) me relajé ik ontspande me
(tú) te relajaste jij ontspande je
(él/ella) se relajó hij/zij ontspande zich
(nosotros/nosotras) nos relajamos wij ontspanden
(vosotros/vosotras) os relajasteis jullie ontspanden
(ellos/ellas) se relajaron zij ontspanden

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Andar lopen

Pretérito indefinido

Spaans Nederlands
(yo) anduve ik liep
(tú) anduviste jij liep
(él/ella) anduvo hij/zij liep
(nosotros/nosotras) anduvimos wij liepen
(vosotros/vosotras) anduvisteis jullie liepen
(ellos/ellas) anduvieron zij liepen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Wandelen op zondag: een stukje Spaanse taal en cultuur

Deze les richt zich op het plannen en bespreken van een wandeling op zondag in Spanje, met specifieke aandacht voor de Pyreneeën en de Sierra Nevada. Je leert hoe je positief en negatief kunt uitdrukken met woorden als "bien", "bueno", "mal" en "malo". Hiermee kun je vlot gesprekken voeren over wandelplannen, benodigdheden en ervaringen.

Wat leer je precies?

  • Dagelijkse gesprekken oefenen: Nodig vrienden uit om mee te wandelen en bespreek wat je mee moet nemen, zoals water, eten en geschikte schoenen.
  • Uitspraken over landschappen en routes: Beschrijf beroemde wandelgebieden zoals het Camino de Santiago, de Picos de Europa en het Nationaal Park Ordesa, inclusief je positieve en negatieve meningen.
  • Familieroutes plannen: Voer een gesprek over een gezinswandeling, waarbij je de voordelen en nadelen benoemt, bijvoorbeeld rekening houdend met het weer en de routekeuze.
  • Werkwoordvervoegingen oefenen: Focus op het pretérito indefinido (verleden tijd) van belangrijke werkwoorden zoals ir, andar, relajarse en estar. Bijvoorbeeld: "El domingo pasado fuimos a caminar".
  • Kleine leesverhalen: Een verhaal over een wandeling waarbij je woorden en vervoegingen kunt invullen om zo je begrip te vergroten.

Belangrijke woorden en uitdrukkingen

  • Ser bueno o malo para expresar meningen (goed of slecht zijn).
  • Bocadillos (broodjes), botas de montaña (wandelschoenen) en protector solar (zonnebrandcrème).
  • Veelvoorkomende zinnen voor het uitnodigen en plannen, zoals "¿Quieres caminar este domingo?" en "Está bien llevar una mochila pequeña".

Verschillen met het Nederlands

In het Spaans is het belangrijk om goed te kiezen tussen "bien" (bijwoord) en "bueno" (bijvoeglijk naamwoord) afhankelijk van de context, iets wat in het Nederlands minder onderscheid kent. Ook wordt de verleden tijd in het Spaans vaak expliciet gebruikt, terwijl het Nederlands soms meer context afwacht. Voorzie jezelf van handige zinnen zoals "Es bueno usar botas de montaña" (Het is goed om wandelschoenen te dragen) om soepel gesprekken te voeren. Daarnaast is het nuttig om werkwoorden als ir (gaan) en andar (wandelen) te vergelijken met hun Nederlandse equivalenten om culturele nuances in de activiteit beter te begrijpen.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏